Les_5_periode_2
1 / 37
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een goed begin van opdracht 1
A
Lieber Vater,
B
Liebe Vater
C
Liebe Familie,
D
Sehr geehrte Familie
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Hoe ga je verder?
Lieber Vater,
Lieber Vater,
A
Endlich sind wir auf Kuba angekommen.
B
endlich sins wir auf Kuba angekommen.
Slide 6 - Quizvraag
Het vliegtuig had bij vertrek al twee uur vertraging. Hoe vertaal je het woordje "al" in het Duits?
Slide 7 - Open vraag
Das Wetter ist.........
Hoe vertaal je het woordje "mooi" in het Duits?
Hoe vertaal je het woordje "mooi" in het Duits?
Slide 8 - Open vraag
Het vliegtuig had bij vertrek al twee uur vertraging.
In welke tijd moet de zin worden geschreven?
In welke tijd moet de zin worden geschreven?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 9 - Quizvraag
Het vliegtuig had bij vertrek al twee uur vertraging.
Das Flugzeug ______ beim Abflug schon zwei Stunden Verspätung.
Das Flugzeug ______ beim Abflug schon zwei Stunden Verspätung.
A
hat
B
hatte
C
hast
D
hattest
Slide 10 - Quizvraag
Je stuurt nu de beloofde sigaren. Hoe vertaal je het woordje "nu" in het Duits.
Slide 11 - Open vraag
Nu stuur ik jullie de beloofde sigaren.
Jetzt schicke ich ______ die verprochenen Zigarren.
Jetzt schicke ich ______ die verprochenen Zigarren.
A
euch
B
ihr
C
euer
D
hattest
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Hoe eindig je opdracht 1?
A
Liebe Grüsse,
Inge
B
Liebe Grüsse
Inge
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Hoe zeg je "gisteren" in het Duits
Slide 18 - Open vraag
Hoe zeg je "morgen" in het Duits
Slide 19 - Open vraag
Hoe zeg je "vandaag" in het Duits
Slide 20 - Open vraag
Hoe zeg je "vanmiddag" in het Duits
Slide 21 - Open vraag
Hoe zeg je "vanavond" in het Duits
Slide 22 - Open vraag
hoe zeg je "helaas" in het Duits
A
leider
B
später
C
immer
D
jetzt
Slide 23 - Quizvraag
hoe zeg je "later" in het Duits
A
leider
B
später
C
immer
D
jetzt
Slide 24 - Quizvraag
hoe zeg je "altijd/steeds" in het Duits
A
leider
B
später
C
immer
D
jetzt
Slide 25 - Quizvraag
hoe zeg je "nu" in het Duits
A
leider
B
später
C
immer
D
jetzt
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
Wat moet je invullen bij "Anrede"
A
Herr of Frau
B
Heerhugowaard
C
1702AJ
D
Niederlande
Slide 28 - Quizvraag
Wat moet je invullen bij "PLZ"
A
Herr of Frau
B
Heerhugowaard
C
1702AJ
D
Niederlande
Slide 29 - Quizvraag
Wat moet je invullen bij "Ort"
A
Herr of Frau
B
Heerhugowaard
C
1702AJ
D
Niederlande
Slide 30 - Quizvraag
Wat moet je invullen bij "Land"
A
Herr of Frau
B
Heerhugowaard
C
1702AJ
D
Niederlande
Slide 31 - Quizvraag
Hoe schrijf je "maart" in het Duits
A
Märt
B
März
C
märz
D
Marsch
Slide 32 - Quizvraag
Wat is goed?
A
Mein Party is Samstag 15. Mai
B
Mein Party is Samstag 15. mai
C
Mein Party is samstag 15. Mai
D
Mein Party is Samstag 15 Mai
Slide 33 - Quizvraag
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Hoe kon Herr Hauptmann zich identificeren
A
Kreditkartennummer
B
E-ticketnummer
C
Vielfliegernummer
Slide 36 - Quizvraag
Wat betekent Betreff in een e-mail?
A
onderwerp
B
ontvanger
C
afzender
