week 9 les 1

1 / 21
volgende
Slide 1: Interactive video met 2 slides
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

2

Slide 1 - Video

00:29
Qu'est-ce que tu vois?
Je vois ......un père - son fils - danser
heureux

Drôle

Slide 2 - Tekstslide

00:50
Qu'est-ce que tu vois?
le fils - grandir

Qu'est-ce qu'il pense de son père?
Drôle?

Slide 3 - Tekstslide

  • blooket - werkwoorden
  • oefentoets
  • afsluitende quiz
Le but: à la fin de ce cours:
  • kan ik de werkwoorden beter uit mijn hoofd
  • ben ik klaar voor de toetsweek

Slide 4 - Tekstslide

Les verbes

Aller
Faire
Savoir
Futur

onregelmatige vormen
regelmatige vormen
timer
5:00
Leer ze uit je hoofd. Straks: Blooket

Slide 5 - Tekstslide

Oefentoets
Ga aan de slag met het grammatica gedeelte

Vragen? Stel ze!

Slide 6 - Tekstslide

C'est presque Noël

Slide 7 - Tekstslide

un petit quiz
on fait 7 groupes de 4 personnes
cherche un nom pour votre groupe
un nom en français avec un lien au Noël

Slide 8 - Tekstslide

A quel moment de
l’année célèbre-t-on
Noël ?
A
au printemps
B
en été
C
en automne
D
en hiver

Slide 9 - Quizvraag

Wat is 'kerstavond' (24 december)
in het Frans?
A
La veille de Noël
B
Le soir de Noël
C
La nuit de Noël
D
le réveillon de Noël

Slide 10 - Quizvraag

Welke dag wordt in Frankrijk kerst gevierd?
A
le vingt-quatre décembre
B
le vingt-cinq décembre
C
le vingt-six décembre
D
le cinq décembre

Slide 11 - Quizvraag

Que dit-on le jour de
Noël ?
A
Heureux Noël
B
Joyeux Noël
C
Peureux Noël
D
Bigleux Noël

Slide 12 - Quizvraag

Franse kinderen geloven in de kerstman. Hoe heet hij in het Frans?
A
Babbo Natale
B
Saint Nicolas
C
Santa Claus
D
Père Noël

Slide 13 - Quizvraag

Le père Noël a une
longue…
A
robe
B
salopette
C
barbe
D
chemise

Slide 14 - Quizvraag

Le père Noël distribue
des cadeaux aux
enfants…
A
souriants
B
sages
C
sympathiques
D
sérieux

Slide 15 - Quizvraag

Les cadeaux sont dans…
A
une chaussette
B
une chaussure
C
un chausson
D
un chausse-pied

Slide 16 - Quizvraag

Quel gâteau mange-ton traditionnellement
à Noël ?
A
B
C
D

Slide 17 - Quizvraag

Quelle viande est généralement
consommée en France
pour Noël ?
A
la dinde
B
le paon
C
le poulet
D
le canard

Slide 18 - Quizvraag

Op welke dag wordt
in Frankrijk
Noël NIET gevierd?
A
le vingt-quatre décembre
B
le vingt-cinq décembre
C
le vingt-six décembre

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent:
la neige?
A
de sneeuw
B
de regen
C
de kerstboom
D
de kerstman

Slide 20 - Quizvraag

Welke letters ontbreken?
Jo..eux Noël
&
Bonne A..ée
A
j - n
B
y - n
C
y - nn
D
j - nn

Slide 21 - Quizvraag