wat is klinisch redeneren en mogelijke redeneerhulpen

Start to klinisch redeneren
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Klinisch redeneren basis HBO5Hoger onderwijs

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Start to klinisch redeneren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:06
1) Wat zou jij doen?
2) Wat zou jouw eerste stap zijn?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

00:06
3) Wat denk jij dat er aan de hand is?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Het klinisch redeneren wordt gezien als de link tussen kennis en
vaardigheden aan de ene kant en het handelen of gedrag in de praktijk aan
de andere kant. Dit betekent dat een verpleegkundige op basis van praktische en
theoretische kennis van de anatomie, fysiologie, pathologie en farmacologie, in
staat moet zijn om pathologische verschijnselen te herkennen en te
interpreteren. Dit vergt een goed inzicht in de verschillende lichaamssystemen en
in de manier waarop deze een invloed hebben op elkaar.

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je verklaart ziektebeelden/pathofysiologische veranderingen vanuit de normale werking van het menselijk lichaam en gebruikt hierbij vakterminologie ((Nederlands en medisch)


  • Je beoordeelt gegevens en koppelt ze aan een ziektebeeld (werkdiagnose), onderzoek en/of behandeling.

  • Je past de aangereikte methodieken en redeneerhulpen toe op de (probleem)situatie van de zorgvrager.

  • Je stelt (verpleegkundige) interventies voor op basis van de verzamelde gegevens en je beargumenteert deze


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen

  • Je weet  wat de normaalwaarden zijn voor vitale menselijke functies.

  • Je interpreteert  de waarden van diverse parameters

  • Je  leert welke veelgebruikte redeneerhulpen er zijn die het klinisch redeneren en communiceren in (acute) situaties en de overdracht ondersteunen

  • Je leert in welke situatie je welke redeneerhulp het best gebruikt.




Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is klinisch redeneren
Het  begint met scherp observeren en kritische vragen stellen. 
Je  houdt rekening met de medische achtergrond 
maar ook met opleiding, leefstijl, ....
Deze hebben invloed op de mogelijkheden van de zorgvrager

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe?

Slide 10 - Tekstslide

klinisch redeneren is een continu proces van observatie en en analyse gericht op de vragen van de patiënt
Hierbij richt de VK zich op
  • risicoinschatting en vroegsignalisering (balk 1 en 2)
  • interventie en monitorign (balk 2 en 3)
dit proces verloopt steeds volgns de 3 grote O's
Observeren, ordenenen  oordelen.
Doel

Slide 11 - Tekstslide

klinisch redeneren is een continu proces van observatie en en analyse gericht op de vragen van de patiënt
Hierbij richt de VK zich op
  • risicoinschatting en vroegsignalisering (balk 1 en 2)
  • interventie en monitorign (balk 2 en 3)

Stel er valt iemand van de trap
Hoe zou je handelen?
treat first what kills first

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

de 4 O's van klinisch redeneren van KR

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PAN methodiek

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klinisch redeneren gaat dus vanzelf?
Alleen als je er niet uitkomt ga je op zoek naar een hulpmiddel of methodiek dat je kan helpen.…..  
(verpleegdiagnoses, parametrie, EWS, ABCDE, DENWIS, ...)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Redeneerhulpen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oriëntatie op de situatie

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(i)SBAR & EWS

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DENWIS
Dutch Early Nurse Worry Indicator Score
= als ondersteuning en aanvulling 

categorie 1  een niet pluisgevoel ten gevolge van afwijkende vitale functies of bloedwaarden:
1) verandering in ademhaling (7p)
2) verandering in circulatie (6p)
3) temperatuur (1p)
4) mentale veranderingen (4p).

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DENWIS
categorie 2  een niet pluisgevoel ten gevolge van symptomen en signalen die niet te meten zijn:
5) agitatie (2p)
6) pijn (2p)
7) een niet verwacht verloop (1p)
8) patiënt geeft zelf aan (2p)
9) subjectieve observaties verpleegkundige (3p)


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen met wat we al kennen
De verpleegkundige moet in staat zijn om vitale functies gericht te observeren en te analyseren, waardoor zij adequaat kan reageren

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pagina 57

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Neurologisch systeem
Vocht en elektrolyten balans
Respiratoir systeem
Cardiovasculair systeem
gestuwde halsvenen
numerieke pijnscore
saturatie
acute gewichtsveranderingen

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is correct over de capillaire refilltijd
A
een normale capillaire refilltijd ligt tussen 1 en 1,5 seconde.
B
vasoconstrictie verkort de refilltijd
C
vasodilatatie verlengt de refilltijd.
D
alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen op parametrie (pag. 32)
4.1 interpreteer volgende parameters 
Geef een antwoord op onderstaande 3 vragen voor deze 2 parameters: gebruik z.n. bijlage 1 pagina 57
  • anurie 
  • pupil: re> li      
1) Over welk orgaansysteem geeft deze parameter informatie?
2) Wat is de normaalwaarde
3) Wat betekent deze gemeten waarde?




Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anurie
1) Vocht en elektrolytenbalans
2) Normaal: 1ml/kg/uur
3) Diurese is een manier om de perfusie van de vitale organen te beoordelen.
Anurie is uitblijven urinelozing (< 50 ml/24u).
!!! alarmerende parameter!!! Shock? Acute nierinsufficiëntie?



Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pupilreactie: re> li

1) Neurologisch systeem

2) Pupillen reageren op plotseling invallend licht met een snelle constrictie  (pupilreactie is een hersenstamreflex.) moet links en rechts gelijk te zijn.                                                                          (weergegeven in mm)

3) medische term = anisocorie
!!! alarmerende parameter!!!
Neurologische pathologieën zoals CVA, hersentumor, migraine,..

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

oefening 2 pagina 33

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een patiënt vertoont de volgende waarden:
- NIBP= 70/40 mmHg 
                 - hartfrequentie = 123/minuut
                                  - ademhalingsfrequentie = 25/minuut
                       - capillaire refilltijd = 3 seconden
                            - gelaatskleur = bleke grauwe kleur

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies