2ha1 - chapitre 5 - écouter

Weektaak
Leren: Chap5 Vocabulaire A




timer
5:00
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Weektaak
Leren: Chap5 Vocabulaire A




timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Rémplis le passé composé (vul het voltooid deelwoord in)

1. (U heeft gevonden) ................. la montre.
2. (Zij heeft gedragen) ............ la nouvelle robe.
3. (Madame Buis is geweest) ............. en France.
4. (Wij hebben gehad) .............. un cours de français.
Klaar? Bedenk zelf nog 2 zinnen.

Slide 2 - Tekstslide

Les réponses
1 Vous avez trouvé
2 Elle a porté
3 Madame Buis a été
4 On a / nous avons eu
5a

Slide 3 - Tekstslide

- C'est quoi [kwa] ?
  •  C'est mon / ma / mes
  •  C'est ton / ta / tes
  •  C'est son / sa / ses 
  • C'est notre / notre / nos
  • C'est votre / votre / vos
  • C'est leur / leur / leurs

timer
2:00

Slide 4 - Tekstslide

Vertellen over jezelf
  • Qu'est-ce que tu as fait ce weekend ?
  • Tu as des frères ou des soeurs ?
  • Comment il / elle s'appelle ? Il /elle est sympa?
  • Qu'est-ce que vous aimez faire ?

  • Tu as un animal de compagnie ?
  • Tu as quelles matières le jeudi?
  • Quelle est ta matière préférée ?
  • Qui est ton prof de biologie / maths ?


timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

Vertellen over jouw kledingstijl
  • Qu'est-ce que tu aimes porter ?
  • Ça coute combien ?
  • C'est quoi ton style ?
  • Tu aimes mon style ?


timer
1:30

Slide 6 - Tekstslide

On va lire + écouter
Écoute. Lees de zinnen en kies het juiste antwoord.

Écoute la suite. Kies het juiste antwoord.
 
5a
Lees de vragen en kies het juiste antwoord.



 
5b
5c

Slide 7 - Tekstslide

Les réponses
1 s'ochtends
2 boos
3 niet lekker

5a

Slide 8 - Tekstslide

Les réponses
2    3    5
5b

Slide 9 - Tekstslide

Les réponses
1  C
2  C
3  C
4  C
5  A
5c

Slide 10 - Tekstslide

Les devoirs (huiswerk)

Zet de woorden in de goede kolom. Bedenk een Franse/Nl'se  categorie erbij.

Kies het goede woord.
 
6a
Vertaal in het Frans.
6b
6c
7a/b
Vul het dialoog in. Bedenk 2 verschillende antwoorden. Klaar? = voer het gesprek

Slide 11 - Tekstslide