17-2-2021

Heute
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Heute

Slide 1 - Tekstslide

Wie geht es mir??? 
Frenkie 

Slide 2 - Tekstslide

Kapitel 12 : 
8.2, 11.3, 15.5, 18.2

Grammatik 1 en 2 van Kapitel 12 leren

Slide 3 - Tekstslide

Naamvallen
Net als in het Nederlands, ontleden we in het Duits ook zinnen. De zinsdelen noemen we in het Duits "naamvallen".
De 1e naamval = het onderwerp
De 2e naamval = het bezittelijk voornaamwoord
De 3e naamval = het meewerkend voorwerp
De 4e naamval = het lijdend voorwerp

Slide 4 - Tekstslide

1e naamval
1e naamval:
- onderwerp van de zin
deze vind je door de volgende vraag te stellen:

Wie / wat + gezegde? 

Bijvoorbeeld: Der Mann sitzt
wie/wat sitzt? Antwoord --> Der Mann
*gezegde = alle werkwoordsvormen in de zin

Slide 5 - Tekstslide

4e naamval
de 4e naamval = lijdend voorwerp van de zin
Stap 1: Vind het onderwerp van de zin
Stap 2: Stel de vraag
                Wie/Wat + gezegde + onderwerp
Das Mädchen kauft Blumen
                Wie/wat kauft das Mächen? --> Blumen = 4e naamval

Slide 6 - Tekstslide

vergelijking met Nederlands
Wat is het onderwerp in de volgende zinnen?
Ik loop naar school?
Het meisje loopt met mij mee naar school.

Hier gaat het dus om persoonlijk voornaamwoorden (die veranderen dus, afhankelijk van de naamval). Maar je gebruikt naamvallen ook bij lidwoorden... Let op: 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

1e naamval?
Ich kenne den Lehrer
A
Ich
B
kenne
C
den Lehrer
D
ich kenne

Slide 11 - Quizvraag

4e naamval?
Ich kenne den Lehrer
A
Ich
B
kenne
C
den Lehrer
D
Ich kenne

Slide 12 - Quizvraag

1e naamval?
Die Skischule findet sie nicht
A
Die Skischule
B
findet
C
sie
D
nicht

Slide 13 - Quizvraag

4e naamval?
Den Sänger kenne ich nicht
A
Den Sänger
B
kenne
C
ich
D
nicht

Slide 14 - Quizvraag

8.2 c bespreken
1. Der Anfänger....
2. die Mütze
3. der Handschuh
4. den Skifahrer
5. die Oma
6. den Lehrer
7. das Snowboard
8. den Freund

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

11.3
1. gespielt
2. fotografiert
3. verkauft
4. gewohnt
5. operiert
6. bestellt

Slide 17 - Tekstslide

tijd over? 
Mache Aufgabe 
15.5 + 18.2

Slide 18 - Tekstslide