Les 3, vegetatief en generatief vermeerderen

Een pluimveebedrijf is een...
A
Verwerkingsbedrijf
B
Productiebedrijf
C
Toeleveringsbedrijf
D
Vermeerderingsbedrijf
1 / 47
volgende
Slide 1: Quizvraag
Groene productieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 135 min

Onderdelen in deze les

Een pluimveebedrijf is een...
A
Verwerkingsbedrijf
B
Productiebedrijf
C
Toeleveringsbedrijf
D
Vermeerderingsbedrijf

Slide 1 - Quizvraag

Programma:
Theorie:
--> vermeerderen
--> vegetatieve vermeerdering
--> generatieve vermeerdering

Oefenen met rekenen in het groen

Slide 2 - Tekstslide

Waarom zouden we planten vermeerderen?

Slide 3 - Open vraag

Vegetatief vermeerderen
  

= ongeslachtelijk


Erfelijke eigenschappen nakomelingen zijn hetzelfde.


Wondweefsel
Enten
Stekken
Scheuren
Afleggen
Oculeren


Generatief vermeerderen



= geslachtelijk


Erfelijke eigenschappen zijn niet precies hetzelfde.

Zaaien
Sporen




Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een voordeel ven vegetatieve vermeerdering

A
er ontstaan unieke nieuwe planten
B
je kunt betere exemplaren maken door te kruisen
C
je kunt zaad veel langer bewaren dan stekjes
D
je weet precies wat voor planten je krijgt, ze zijn gelijk aan de moederplant

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Stekken is een vorm van:
A
Vegetatief vermeerderen
B
Generatief vermeerderen

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Welke van de volgende gewassen poot je?
A
tulpenbollen
B
uien
C
lavendelplanten
D
aardappelen

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Wat is een voordeel van generatieve vermeerdering?
A
de planten zijn precies gelijk aan de moederplant
B
met een gezonde moederplant verklein je de kans op ziektes
C
je kunt in korte tijd veel nieuwe planten produceren
D
je kunt betere exemplaren maken door te kruisen

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Welke drie manieren van zaaien ken je?

Slide 21 - Open vraag

Welk gewas zaai je breedwerpig
A
mais
B
gras
C
graan
D
aardappelen

Slide 22 - Quizvraag

Welk gewas zaai je op rijen?
A
mais
B
gras
C
graan
D
uien

Slide 23 - Quizvraag

Welk gewas precisie zaai je?
A
mais
B
gras
C
graan
D
uien

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een generatieve vorm van vermeerdering
A
zaaien van Afrikaantjes
B
stekken buxus
C
tulpen bollen planten
D
aardappels poten

Slide 25 - Quizvraag

Vegetatief
Generatief
Bloemen
kruizen
geslachtelijk
Ongeslachtelijk
Moerplant
Wondweefsel
Afleggen
Stuifmeel
Veredelen
Enten
Oog

Slide 26 - Sleepvraag

Stekmedium
A
heeft veel voedingsstoffen
B
heeft weinig voedingsstoffen

Slide 27 - Quizvraag

Zaaimedium is het zelfde als stekmedium
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Wat zijn de oogstbare delen van een zonnebloem?
A
de bol en de bloem
B
de wortel en de bloem
C
het zaad en de bloem
D
de knol en de bloem

Slide 30 - Quizvraag

Welk deel eet je bij sla?
A
de wortel
B
de stengel
C
de bloem
D
het blad

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Waar houdt een kweker rekening mee als hij het tijdstip van oogsten bepaalt?
A
het gewicht van het product en vraag&aanbod
B
de dag van de week, vraag&aanbod en het weer
C
de oogstrijpheid, vraag&aanbod en het weer
D
de oogstrijpheid, de dag van de week en het weer

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Wanneer oogst een kweker zijn gewas handmatig?
A
als de producten stevig zijn
B
als de producten kwetsbaar zijn
C
als het regenachtig weer is
D
als ze op grote percelen staan

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Worden bij jou thuis sla, fruit en aardappelen op dezelfde plaats bewaard?
A
ja
B
nee

Slide 43 - Quizvraag


Welke elementen zijn het belangrijkste bij het bewaren van een product?
A
luchtvochtigheid en koolstofdioxidegehalte in de ruimte
B
stapelmethode, temperatuur en hoeveelheid zonlicht
C
temperatuur, hoeveelheid licht en luchtvochtigheid
D
temperatuur, zuurstofgehalte en aantal vierkante meters van de opslagruimte

Slide 44 - Quizvraag

Waarom is het verstandig een product te koelen na de oogst en tijdens het vervoer?
A
Zo krijgen micro-organismen minder kans zich te ontwikkelen
B
Zo kun je de luchtvochtigheid hetzelfde houden
C
Zo voorkom je dat de producten gaan ruiken
D
Zo zorg je dat bijvoorbeeld aardappelen kunnen uitlopen

Slide 45 - Quizvraag

Wat regelt een klimaatcomputer?
A
Die regelt het energieverbruik
B
Die zorgt dat alle geoogste producten op dezelfde manier bewaard worden
C
Die zorgt ervoor dat de temperatuur en luchtvochtigheid in de opslag constant blijven
D
Die zorgt ervoor dat de ventilatoren

Slide 46 - Quizvraag

Einde herhaling H1
Tips voor het leren:
  • maak de "test jezelf"
  • oefen met de "flitskaarten"
  • maak een begrippenlijst (begrippen uitleggen in eigenwoorden)
  • maak een samenvatting

Slide 47 - Tekstslide