Machten 2.1 vervolg

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Machten vermenigvuldigen 

5​6​​=5⋅5⋅5⋅5⋅5⋅5

5​3​​⋅5​2​​=

5​3​​⋅5​2​​=

In het algemeen 

a​n​​⋅a​m​​=a​n+m​​

6​3​​⋅6​2​​=

3⋅3​4​​=

Machten delen

​4​2​​​​4​5​​​​=

In het algemeen 

​a​m​​​​a​n​​​​=a​n−m​​

​8​4​​​​8​6​​​​=

​7​​7​3​​​​=

Denkvraag:

6​0​​

Instructie 

Wat:     Leerroutes: ondersteunend: 32, 33, 34, 35 (def),36, 37, 38 en 39 (cdef).

                                      doorlopend: 32, 34 (def), 35 (def), 36 en 39 (cdef).

                                      uitdagend:32, 34 (def), 35 (def), 36, 39 (cdef), 40 (abc), 42.

Hoe:      in stilte, op fluistertoon. 

Met wie:    zelfstandig. 

Hulp:        Je boek, docent, buurman/buurvrouw. 

Tijd:        ±20 min. 

Klaar? Controleer je antwoorden (zie Google Classroom). 

            



Schrijf als één macht.

7​3​​⋅7​2​​

Schrijf als één macht.

0,4​5​​⋅0,4

Schrijf als één macht

​5​3​​​​5​6​​​​

Schrijf als één macht.

​8​​8​4​​​​