Les 1 interpunctie

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Boek introduceren

Brief Beige krijtje

Slide 2 - Tekstslide

Leerkracht leest brief voor met nadruk op interpunctiegebruik
Brief Beige krijtje
beste teun ik ben het zat om lichtbruin of geelbruin genoemd te worden ik ben beige en daar ben ik trots op en ik heb er ook genoeg van altijd en eeuwig tweede keus te zijn meneer het bruine krijtje mag altijd alle beren ponys en puppys inkleuren alleen als er een gebraden kip of tarwehalm moet worden ingekleurd dan mag ik komen opdraven als ik geluk heb en zeg nou eens eerlijk wanneer heb jij voor het laatst tarwe getekend nou je moet nu kiezen ruzie of vriendschap je nu nog vriend beige krijtje

Slide 3 - Tekstslide

Leerkracht leest brief voor zonder interpunctie
Leerling leest ook nog een keer de brief zonder interpunctie. 
Let op: echt zonder interpunctiegebruik!
De leerlingen zullen merken dat zonder interpunctie lezen bijna onmogelijk is. Er worden toch komma's/punten toegevoegd. 
Interpunctie: wat is dat?

Slide 4 - Open vraag

Bespreek wat interpunctie is. 
Hier hebben de leerlingen tijdens de pre-test ook over nagedacht.
Doelen vandaag
Ik weet wanneer ik leestekens moet gebruiken als ik een tekst schrijf.

Ik kan benoemen waarom leestekens in een tekst belangrijk zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zijn leestekens belangrijk?

Slide 6 - Tekstslide

Bespreek klassikaal het verschil wat ontstaat door het toevoegen van leestekens. 
Wat staat hier?
De meester zei Pietje is een monster


Slide 7 - Tekstslide

laat leerlingen in tweetallen nadenken over de functie de leestekens in deze zin hebben. 
De meester zei Pietje is een monster
Voeg leestekens toe en maak zo 2 verschillende zinnen

Slide 8 - Open vraag

leerlingen kunnen hun antwoordopties invullen. Bespreek opvallende antwoorden: zinnen die onlogisch zijn of leestekens die foutief gebruikt zijn. 
Benoem ook 2 goede zinnen.
Wat staat hier?
De meester zei: "Pietje is een monster."
"De meester," zei Pietje, "is een monster."


Slide 9 - Tekstslide

Benoem alvast de term 'directe rede'
benoem ook alvast waar de aanhalingstekens staan in de zin (de punt wordt ingesloten)
Leestekens

Slide 10 - Woordweb

Laat de leerlingen zelf zoveel mogelijk leestekens invullen. 
Eventueel in tweetallen, maar mag ook alleen. 
Wat heb je eraan?
  • Het maakt teksten lezen makkelijker.
  • Mensen beoordelen je teksten op spelling. Mensen vinden het niet netjes wanneer je de regels niet gebruikt. 
  • Je zal later teksten moeten schrijven, e-mails, brieven, etc. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Interpunctie
Welke leestekens moeten jullie 
kennen? 
 






dubbele punt
punt
.
komma
,
spatie
[ ]
uitroepteken 
!
vraagteken 
?
hoofdletters
H

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdletter

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eigennamen met een hoofdletter

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Typ jouw adres correct

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Feestdagen en historische gebeurtenissen

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Punt

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraagteken en uitroepteken

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Laat de leerlingen deze brief voorlezen aan elkaar met punten, vraagtekens en uitroeptekens. 
Ze kunnen ook zelf veranderingen aanbrengen in de leestekens aan het einde van de zin. 
Wanneer gebruik je GEEN uitroepteken?
A
Je wilt iets nadruk geven
B
Een bevel
C
Een uitroep
D
Een vraag

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Komma

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar wordt de komma gebruikt als je iemand aanspreekt?
A
Piet is een lange, blonde jongen.
B
Piet, die jongen daar, is mijn vriend.
C
Piet is toch gekomen, maar was wel heel laat.
D
Piet, wat ben je toch een slimme vent!

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar wordt de komma gebruikt tussen 2 persoonsvormen?
A
Wat Piet durft, is heel moedig.
B
Piet, durf je dat niet?
C
Piet, de lange jongen, durft niet.
D
Piet blijft, ondanks de regen.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dubbele punt

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin met een dubbele punt bij de directe rede

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aanhalingstekens

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe rede

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk leesteken mist hier?

"Pas op", riep Janneke.
A
!
B
:
C
""
D
.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Pas op!", riep Janneke

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is goed geschreven?
A
"Wat zullen we eten"? vroeg Jan.
B
"Wat zullen we eten?" vroeg Jan.
C
"Wat zullen we eten?", vroeg Jan.
D
"Wat zullen we eten?", vroeg jan.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Link

Laat de leerlingen zelfstandig oefenen met deze link. Op de webpagina kunnen ze ook extra uitleg nog vinden.

Hierna (slide 52) ga je differentiëren in een coöperatieve werkvorm.
Je kunt ervoor kiezen om de leerlingen die goede resultaten hadden in de pre-test iets extra's aan te bieden. 
Je kunt met hen de gele slides nog behandelen. 
Klaar?
- Taaloefenen.nl -> interpunctie

- Klaar? Verder oefenen met een spelletje

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies