C7 p11 Pvvt sterke ww

Werkwoordspelling
Persoonsvorm verleden tijd
van sterke werkwoorden
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
Persoonsvorm verleden tijd
van sterke werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  •  Klassikaal lezen
  •  Uitleg pvvt sterke werkwoorden
  •  Zelfstandig werken






Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan ik:
  1. de drie manieren benoemen van hoe je de persoonsvorm in een zin vindt.
  2. vertellen wat het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden is.
  3. uitleggen hoe je de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd schrijft.



Slide 3 - Tekstslide

Vorig les: pvvt zwakke werkwoorden
Rennen: Stam = renn / ik-vorm = ren


Geloven: Stam = gelov / ik-vorm = geloof
1. Je gebruikt de laatste letter van de stam om de uitgang te bepalen. Naar
     welke letter kijk je voor ‘t ex-kofschip?
2. Je plakt de uitgang achter de ik-vorm.

Dus..
- Ik rende heel hard.
- Ik geloofde hem niet (als je van de ik-vorm uitgaat bij geloven, zou het geloofte moeten zijn en dat klopt dus niet).





Slide 4 - Tekstslide

Je gebruikt 't ex-kofschip in de:
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordige tijd

Slide 5 - Quizvraag

Wat doe je als de laatste letter van de stam in 't ex-kofschip voorkomt?
A
Dan voeg ik -te(n) toe.
B
Dan voeg ik -de(n) toe.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de pvvt van het zwakke werkwoord proeven?
Ik ...
A
Proefte
B
Proefde

Slide 7 - Quizvraag

Deze les: Pvvt van sterke ww
Wat is ook alweer:
  • De persoonsvorm (pv)?
  • De verleden tijd (vt)?
  • Een sterk werkwoord?




Slide 8 - Tekstslide

Deze les: Pvvt van sterke ww
  • Schrijf het woord zo kort mogelijk
       - Lopen --> liepen.
       - Blaas --> blies.
  • Gebruik alleen dubbele letters (-dd of -kk) als dat nodig is voor de uitspraak.
      - Rijden --> reden.
      - Hebben --> hadden.
  • Kijk naar het meervoud of te ontdekken of het woord op een –d of –t eindigt:
      - Ik vond, want wij/jullie/zij vonden.
      - Ik beet, want wij/jullie/zij beten.
 
Verleden tijd eindigt nooit op –dt!




Slide 9 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm verleden tijd van: geven?
Ik ...
A
Geefde
B
Geefte
C
Gaf
D
Gaven

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm verleden tijd van: buigen?
Wij ...
A
Bogen
B
Boog
C
Buigden
D
Buigten

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm verleden tijd van: kopen?
Hij ...
A
Koopte
B
Koopde
C
Kochten
D
Kocht

Slide 12 - Quizvraag

De persoonsvorm verleden tijd eindigt nooit op:
A
-dt
B
-d
C
-t

Slide 13 - Quizvraag

Zelfstandig werken
  • Waartoe: Oefenen om de pvvt van sterke werkwoorden goed te spellen.
  • Wat: Cursus 7 paragraaf 11 opdracht 1 t/m 4 maken 
  • Met wie: Individueel
  • Hoe: Nieuw Nederlands online
  • Hulp: Eerste 2 minuten: geen vragen, daarna:
       1. Bekijk de theorie van cursus 7 paragraaf 11 nog eens
       2. Vraag het zachtjes aan je buur
       3. Steek je hand op en stel je vraag aan mij
  • Tijd: 10 minuten
  • Uitkomst: Je kan de pvvt van sterke werkwoorden correct spellen.
  • Klaar: Door met de andere opdrachten bij Nieuw Nederlands online.
timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Ik kan de drie manieren benoemen van hoe je de persoonsvorm in een zin vindt.
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Ik kan vertellen wat het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden is.
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Ik kan uitleggen hoe je de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd schrijft.
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Afronden
  • Hoe is er gewerkt?

  • Huiswerk: Cursus 7 paragraaf 11 opdracht 1 t/m 4 maken (online)

  • Volgende les: voltooid deelwoord

Slide 18 - Tekstslide