1.5 Concentratie, diffusie en osmose

Reflectie
Geef van de volgende stellingen of ze juist of onjuist zijn op je wisbordje:
  1. Ribosomen maken de eiwitten
  2. Het DNA in de celkern bepaald welke eiwitten de cel gaat maken
  3. Het gladde ER bewerkt eiwitten en verpakt ze in blaasjes
  4. Alle cellen, ongeacht van welk soort organisme (schimmels, bacteriën, dieren of planten) ze afkomen, bevatten ribosomen.
  5. Blaasjes zijn afgesnoerd membraan met daarin stoffen zoals eiwitten verpakt
  6. Het golgisysteem is geen organel
  7. In de mitochondriën vind verbranding van glucose plaats
  8. Plantencellen hebben geen mitochondriën
  9. Lysosomen zijn blaasjes met enzymen en hebben als taak het verteren van afvalstoffen en opgenomen voedingstoffen
  10. Een hersencel en een spiercel van dezelfde persoon hebben hetzelfde DNA 
  11. Een hersencel maakt dezelfde eiwitten als een spiercel
timer
2:30
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Reflectie
Geef van de volgende stellingen of ze juist of onjuist zijn op je wisbordje:
  1. Ribosomen maken de eiwitten
  2. Het DNA in de celkern bepaald welke eiwitten de cel gaat maken
  3. Het gladde ER bewerkt eiwitten en verpakt ze in blaasjes
  4. Alle cellen, ongeacht van welk soort organisme (schimmels, bacteriën, dieren of planten) ze afkomen, bevatten ribosomen.
  5. Blaasjes zijn afgesnoerd membraan met daarin stoffen zoals eiwitten verpakt
  6. Het golgisysteem is geen organel
  7. In de mitochondriën vind verbranding van glucose plaats
  8. Plantencellen hebben geen mitochondriën
  9. Lysosomen zijn blaasjes met enzymen en hebben als taak het verteren van afvalstoffen en opgenomen voedingstoffen
  10. Een hersencel en een spiercel van dezelfde persoon hebben hetzelfde DNA 
  11. Een hersencel maakt dezelfde eiwitten als een spiercel
timer
2:30

Slide 1 - Tekstslide

§1.5 Transport door membranen
Reflectie / Voorkennisvragen:
1. Wat is de taak van het celmembraan?
2. Uit welke bestandsdelen bestaat het celmembraan?
3. Welke organellen hebben een membraan?
4. Hoe kan een cel voedingsstoffen opnemen uit de omgeving?
5. Zet de volgende stoffen in een rijtje van groot naar klein:
- Zetmeel
- Glucose
- Water
- Eiwit
- Calcium 
- Koolstofdioxide 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt het begrip concentratie uitleggen en de concentratie van oplossingen berekenen

Je kunt het begrip diffusie uitleggen en het belang van dit concept uitleggen in de biologie

Slide 3 - Tekstslide

Lezen: Kopje 'Concentratie' blz. 38
1.  Welke stoffen kunnen membranen ongehinderd passeren?
2. Wat betekent het begrip concentratie in de biologie?
3. Hoeveel gram keukenzout bevat 1 liter van 1,5% keukenzoutoplossing?

Maken opdracht 43 en 44
timer
7:00

Slide 4 - Tekstslide

Diffusie
  • Het proces waarbij een stof zich verplaatst van een hoge concentratie naar een lage concentratie. 
  • Dit gaat automatisch doordat moleculen bewegen en willekeurig met elkaar botsen. 
  • Na enige tijd ontstaat altijd een homogeen mengsel, waarbij de moleculen evenredig zijn verdeeld over de ruimte

Slide 5 - Tekstslide

Diffusie
Diffusie gaat automatisch
Het kost de cel geen energie
Diffusie is een voorbeeld van passief transport

Slide 6 - Tekstslide

Diffusie in context weefsels

Slide 7 - Tekstslide

Diffusie in context ademhaling

Slide 8 - Tekstslide

Diffusiesnelheid
Afhankelijk van:
  • Concentratieverschil (hoe groter, hoe sneller)
  • Temperatuur (Hoe warmer, hoe sneller)
  • Diffusie afstand (Hoe kleiner, hoe sneller)
  • Diffusiecoëfficient van de stof (Ligt aan molecuulgrootte / dichtheid)
  • Diffusieoppervlakte (Hoe groter, hoe sneller)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Reflectie diffusie
Reflectievragen:
1. Van waar naar waar verplaatst een stof zich bij diffusie?
2. Noem 2 factoren waar de diffusiesnelheid van afhankelijk is
3. Noem een voorbeeld van waar diffusie plaatsvindt in het lichaam. 
4. Welke stof kan via diffusie door een celmembraan heen?  

Slide 11 - Tekstslide

Lage osmotische waarde
Hoge osmotische waarde

Slide 12 - Tekstslide

Osmose

Slide 13 - Tekstslide

Membranen 
Membranen in cellen zijn semi-permeabel

Gassen, Kleine polaire moleculen en hydrofobe moleculen kunnen passeren 
(zuurstof, koolstofdioxide)

Grote polaire moleculen en geladen moleculen kunnen niet passeren
(Glucose, Eiwitten)

Water kan heel langzaam door het membraan 

Slide 14 - Tekstslide

Aquaporine
Omdat water heel langzaam door het membraan kan maakt de cel vaak gebruik van aquaporines


Aquaporines zijn membraaneiwitten die water doorlaten

Slide 15 - Tekstslide

osmose dierlijke cel

Slide 16 - Tekstslide

Osmose bij planten.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Aan de slag 
Maak opdracht 43, 44, 46 en 47 51 en 52

Slide 19 - Tekstslide

Reflectie
1. Van waar naar waar verplaatst een stof zich bij diffusie?
2. Welke stoffen kunnen door een celmembraan heen diffunderen?
3. Wat bepaald de osmotische waarde van een oplossing?
4.  Vul de zin verder in:
Bij osmose verplaatst water zich over een ..... membraan van een plek met een .... osmotische waarde naar een oplossing met een .... osmotische waarde.
5. We vergelijken de osmotische waarde van twee oplossingen. In één oplossing zit 1 gram zout (NaCl) opgelost in 999 ml water. In de andere zit 1 gram suiker (C6H12O6) opgelost in 999 ml water. 
A. De oplossing met zout heeft een hogere osmotische waarde
B. Beide oplossingen hebben een even hoge osmotische waarde
C. de oplossing met suiker heeft een hogere osmotische waarde. 

timer
3:00

Slide 20 - Tekstslide

Osmose bij planten.

Slide 21 - Tekstslide

osmose dierlijke cel

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Wat is het verschil tussen osmose en diffusie?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Osmose bij planten.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide


Slide 28 - Open vraag

25)
(maximumscore 2) Uit het antwoord moet blijken dat:
• de osmotische waarde van gedestilleerd water (te) laag is 1
• (waardoor door osmose) bloedcellen te veel water opnemen / knappen

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Practicum Waterpest Microscopie
Tekening 1 (400x):
Teken een enkele cel van de waterpest
Benoem:
- Celwand
- Celmembraan
- Vacuole
-  (Celkern)
- Bladgroenkorrel
Tekening 2:
Teken 3-4 cellen in weefselverband (Naast elkaar) (100x)
Benoem:
- Celwand

Extra opdracht: 
Beantwoord de volgende vragen:
1. Waar haalt dit plantje zijn koolstofdioxide vandaan?
2. Via welk proces vindt dit plaats?
3. Wat verwacht je te zien als je een druppel zoutoplossing zou toedienen aan je preparaat?

Slide 31 - Tekstslide