OPDRACHT 1
a Op de kaart is te zien dat Karel V eerst nog niet alle gewesten bezat en er eerst een aantal onder controle moest krijgen. Die gewesten verschilden in taal, gebruiken, privileges en wetten. Daardoor was het van belang vanuit één punt te gaan regeren (centralisatie) en voor alle gewesten dezelfde wetten (uniformering) in te voeren. Zo zouden de gewesten meer een eenheid gaan vormen en samen een sterker bestuur krijgen (staatsvorming).
b Voor de edelen, steden en gewesten ging centralisatie en uniformering in tegen de oude rechten die zij volgens de privileges hadden. Die wilden zij niet opgeven. Particularisme is het streven naar behoud van de privileges.
OPDRACHT 2
a Het religieuze probleem was de groeiende aanhang voor de denkbeelden van Luther en Calvijn en de bestrijding daarvan door Karel V en Filips II.
b Het Bloedplakkaat eiste vervolging van protestanten (religieus probleem). Die wet gold in alle gewesten en was dus een voorbeeld van centraal opgelegde uniformering (bestuurlijk probleem).
c In het Smeekschrift verzochten de edelen om opschorting van de vervolgingen (religieus) en om het bijeenroepen van de Staten-Generaal, zodat gezamenlijk vergaderd (politiek) kon worden over maatregelen om de spanningen weg te nemen.
d De landvoogdes was bang voor een opstand van de edelen die met enkele honderden naar Brussel waren gekomen.