Hoofdstuk 10 - 10.1 lengte, breedte, hoogte, diepte en dikte
Hoofdstuk 9 - procenten. Wat weet jij er nog van?
1 / 42
volgende
Slide 1: Woordweb
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3
In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 9 - procenten. Wat weet jij er nog van?
Slide 1 - Woordweb
Hoofdstuk 10 - meten
10.1 - lengte, breedte, hoogte, diepte en dikte
Slide 2 - Tekstslide
Wat weet jij al van meten?
Slide 3 - Woordweb
Doelen van de les
- Ik kan de begrippen; lengte, breedte, hoogte, diepte en dikte op de juiste manier gebruiken.
Slide 4 - Tekstslide
Lengte meten
Hoe lang ben jij?
Hoe spreek je dat uit?
Slide 5 - Tekstslide
Verschillende meetinstrumenten
Slide 6 - Tekstslide
Lengte
De lengte van een figuur geeft aan hoe lang dat figuur of voorwerp is.
Soms hebben ze het ook wel over afstand.
Bijvoorbeeld:
De Lengte van de woonkamer is 7 meter.
De afstand tussen Oosterhout is 5 km.
Slide 7 - Tekstslide
Breedte
Breedte betekent hoe wijd iets is van de ene zijkant naar de andere zijkant is.
Stel je een deur voor: de breedte is de afstand van de linkerzijkant van de deur tot de rechterzijkant.
Slide 8 - Tekstslide
Hoogte
Hoogte betekent hoe hoog iets is.
Slide 9 - Tekstslide
Diepte
Diepte betekent hoe diep iets is.
Stel je een kast voor: de diepte is de afstand van de voorkant van de kast tot helemaal achterin. Het helpt je te begrijpen hoeveel ruimte er in iets zit, zoals of een doos in een kast past.
Slide 10 - Tekstslide
Wat wordt er op deze afbeelding gemeten?
A
lengte
B
breedte
C
dikte
D
diepte
Slide 11 - Quizvraag
Wat wordt er op deze afbeelding gemeten?
A
lengte
B
breedte
C
dikte
D
diepte
Slide 12 - Quizvraag
Wat wordt er op deze afbeelding gemeten?
A
lengte
B
breedte
C
dikte
D
diepte
Slide 13 - Quizvraag
Wat wordt er op deze afbeelding gemeten?
A
lengte
B
breedte
C
dikte
D
diepte
Slide 14 - Quizvraag
Hoe heet dit meetinstrument?
A
liniaal
B
schuifmaat
C
rolmaat
D
duimstok
Slide 15 - Quizvraag
Aan de slag!
Begin op bladzijde 99.
Maak opdracht 1 tot en met 11.
Slide 16 - Tekstslide
Hoofdstuk 10 - meten
10.2 - centimeter en millimeter
Slide 17 - Tekstslide
Welke woorden kun je ook alweer gebruiken om aan te geven hoe groot iets is?
Slide 18 - Woordweb
Doelen van de les
- Ik kan de begrippen centimeter en millimeter op de juiste manier gebruiken.
- Ik kan de begrippen centimeter en millimeter afkorten.
- Ik kan de begrippen meter en kilometer op de juiste manier gebruiken.
Slide 19 - Tekstslide
welke lengtematen ken je?
Slide 20 - Woordweb
Slide 21 - Tekstslide
De afstand naar Haarlem of Amsterdam geef ik aan in ..........
A
meter
B
kilometer
C
hectometer
D
centimeter
Slide 22 - Quizvraag
De punt van een potlood geef ik aan in....
A
decimeter
B
centimeter
C
decameter
D
millimeter
Slide 23 - Quizvraag
De hoogte van een deur is ongeveer....
A
2 decimeter
B
20 centimeter
C
5 meter
D
2 meter
Slide 24 - Quizvraag
Wat wordt bedoeld met de zin: De achtertuin is 15 meter diep.
A
Hoe diep je kunt graven.
B
Hoe lang de tuin is.
C
Wat de oppervlakte van de tuin is.
D
Wat de omtrek van de tuin is.
Slide 25 - Quizvraag
Als je de breedte van de plank opmeet noem je dat ook wel de .........?
Slide 26 - Open vraag
Als je meet hoe lang iemand is dan meet de ......
Slide 27 - Open vraag
Als je de zijkant van een kast meet, dan meet je de...
Slide 28 - Open vraag
Jan wil meten hoe hoog de tafel is hij meet de ......
Slide 29 - Open vraag
Als je wil weten of je kan duiken moet je de ......... weten
Slide 30 - Open vraag
Hoeveel mm is 1 cm?
A
1
B
10
C
100
D
1.000
Slide 31 - Quizvraag
Hoeveel cm is 1 meter?
A
1
B
10
C
100
D
1.000
Slide 32 - Quizvraag
Hoeveel meter is 1 kilometer?
A
1
B
10
C
100
D
1.000
Slide 33 - Quizvraag
Hoeveel mm is een liniaal?
A
3
B
30
C
3000
D
300
Slide 34 - Quizvraag
De man aan de rechterkant is 2.20 m hoeveel cm lang is hij?