Woordsoorten M2

Woordsoorten 2M(H)
Voorbereiding toetsweek 2
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordsoorten 2M(H)
Voorbereiding toetsweek 2

Slide 1 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een dier, mens, plant, ding en  gevoel.
Voor een zelfstandig naamwoord kan je altijd een lidwoord  zetten.
Eigennamen zijn ook zelfstandig naamwoorden.

- De fiets van Pieter is erg mooi geworden.
- Budel is een dorp in Nederland

Slide 2 - Tekstslide

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
roepen
B
kleding
C
schaal
D
kerstkaart

Slide 3 - Quizvraag


Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
verdriet
B
grond
C
rommelig
D
batterij

Slide 4 - Quizvraag

lidwoorden
- de

- het (let erop dat dit ook een pers. vnw kan zijn!)

- een

Slide 5 - Tekstslide


Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 6 - Tekstslide

Benoem de bijvoeglijke naamwoorden uit de volgende zin:
Het meisje is erg leuk en maakt een mooie tekening.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het bnw in de volgende zin.
Maandag is er een toets en het onderwerp is heel erg moeilijk.
A
maandag
B
heel
C
erg
D
moeilijk

Slide 8 - Quizvraag

persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord                Bezittelijk voornaamwoord

Slide 9 - Tekstslide

Ik heb de boeken van Madelon geleend.

het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
de
C
Madelon
D
ik / de

Slide 10 - Quizvraag

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn ...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar

Slide 11 - Quizvraag

Zij heeft haar fiets gemaakt.
Wat is het bez. vnw?
A
zij
B
heeft
C
haar
D
er is geen bez. vnw

Slide 12 - Quizvraag

Ik heb tegen de bal geschopt.

Het zelfstandig werkwoord is:
A
geschopt
B
tegen
C
ik
D
heb

Slide 13 - Quizvraag

De werkzaamheden zullen moeten worden gestaakt.
Wat is het zww.
A
zullen
B
moeten
C
worden
D
gestaakt

Slide 14 - Quizvraag

Pieter is op de fiets naar huis gegaan.
Benoem de werkwoorden.

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Video

Dit zijn GEEN vragend voornaamwoorden!
Een vragend voornaamwoord verwijst naar iets of iemand.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
Een aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw.) wijst iets aan.

Dit zijn de aanwijzende
voornaamwoorden:
- Die
- Dit
- Dat
- Deze 

Slide 19 - Tekstslide

Wat zullen we dit meisje, dat daar zit gaan geven?
Benoem vr. vnw en aanw. vnw.

Slide 20 - Open vraag