Have & to be

Hij heeft een hond.
A
He have a dog
B
He has a dog
C
He is a dog
D
He are a dog
1 / 10
volgende
Slide 1: Quizvraag
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Hij heeft een hond.
A
He have a dog
B
He has a dog
C
He is a dog
D
He are a dog

Slide 1 - Quizvraag

Wij zijn op school
A
We is at school
B
We sind at school
C
We are at school
D
We am at school

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

Vul een vorm van to be in:

I ....... very smart
A
is
B
be
C
are
D
am

Slide 4 - Quizvraag

Vul een vorm van to be in:

She ...... very smart
A
am
B
is
C
are
D
be

Slide 5 - Quizvraag

Vul een vorm van to be in:

We ........ happy!
A
are
B
is
C
am
D
be

Slide 6 - Quizvraag

vul een vorm van to be in:

De teacher ....... also very happy!
A
are
B
is
C
am
D
be

Slide 7 - Quizvraag

vul een vorm van to have in:

I ................. a dog
A
have
B
has

Slide 8 - Quizvraag

My mother ......... a red car
A
have
B
has

Slide 9 - Quizvraag

De dog ........ four legs
A
have
B
has

Slide 10 - Quizvraag