bs 4 Transplantatie en bloedtransfusie

Programma
Herhaling B3 (10 min)
Uitleg B4
Afsluiting
Huiswerk B4
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Programma
Herhaling B3 (10 min)
Uitleg B4
Afsluiting
Huiswerk B4

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling vorige les

Slide 2 - Tekstslide

Waarom moeten mensen elk jaar opnieuw gevaccineerd worden tegen de griep?
A
Het vaccin is na een jaar uitgewerkt.
B
Het griepvirus verandert steeds van vorm.
C
De geheugencellen raken uitgewerkt.
D
Alle antistoffen zijn na een jaar afgebroken.

Slide 3 - Quizvraag

Kamelen leveren nuttige
antistoffen tegen slangenbeten

Kamelen blijken zeer nuttig te zijn bij het maken van antigif tegen slangenbeten. Hun bloed is beter bestand tegen temperatuur-schommelingen en beduidend stabieler dan het bloed van paarden, de stof die tot dusver overwegend wordt gebruikt bij het fabriceren van antigif.

Het bedrijf spuit kamelen in met een beetje slangengif. De woestijndieren maken dan antistof aan. Het bedrijf haalt de antistoffen dan uit het bloed, zodat mensen de beten van giftige slangen kunnen overleven. Het probleem van antistoffen uit paardenbloed is dat een mens die slechts eenmaal kan krijgen.



Slide 4 - Tekstslide

Het inspuiten van kamelen met slangengif is een vorm van (1) immunisatie
het toedienen van antigif bij de mens is een vorm van (2) immunisatie

A
1 passief natuurlijk 2 passief kunstmatig
B
1 actief natuurlijk 2 actief kunstmatig
C
1 actief kunstmatig 2 passief kunstmatig
D
1 passief kunstmatig 2 actief kunstmatig

Slide 5 - Quizvraag

Leg uit wat de reden is dat mensen maar eenmaal antistoffen uit paardenbloed kan krijgen.

Slide 6 - Open vraag

B4 transplantatie en bloedtransfusies

Slide 7 - Tekstslide

lesdoelen

- je kent de verschillende bloedgroepen

- je kunt uitleggen welke bloedgroep de universele donor en welke de universele acceptor is

- je kunt uitleggen waarom rhesus negatieve vrouwen een spuit met antistoffen nodig hebben als ze zwanger zijn.

- je kunt uitleggen waarom antistoffen tegen A en B niet schadelijk zijn voor de ongeboren baby en antistoffen tegen de rhesus factor wel.

Slide 8 - Tekstslide

begrippenlijst
  • bloedtransfusie-bloeddonor
  • bloedgroep-bloedklontering-universele ontvanger-universele donor
  • resusfactor-resusantigeen-resuspositief(Rh+)-resusnegatief(Rh-)-resusziekte
  • HLA

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen antigenen en antistoffen?

Slide 10 - Open vraag

Overzicht van de bloedgroepen?
Bloedgroep
antigenen
antistoffen
A
A
anti-B
B
B
anti-A
AB
AB
-
O
-
anti-A en anti-B

Slide 11 - Tekstslide

Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antistof A
Antistof B
Antistof A en antistof B
Geen antistoffen
Antigeen A
Antigeen B
Antigeen A en antigeen B
Geen antigenen

Slide 12 - Sleepvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben antistoffen tegen A en B

Slide 13 - Open vraag

De antistoffen
Als iets lichaamsvreemd is, maakt je lichaam er antistoffen tegen. 
voorbeeld:
Wanneer iemand met bloedgroep A bloed binnen krijgt van iemand met bloedgroep B, dan maakt die persoon antistoffen tegen de antigenen van B aan.
Gevolg: de B-bloedcellen klonteren aan elkaar

Slide 14 - Tekstslide

Bloedgroep bepaling:
klontering na toevoegen antistof A , dan is er een antigeen A aanwezig, dus bloedgroep A (of AB)
klontering na toevoegen antistof B , dan is er een antigeen B aanwezig, dus bloedgroep B (of AB)

Slide 15 - Tekstslide

bloed
antigeen
antistof
Rh+
resus
-
Rh-
-
anti-resus
De resusfactor:
De antistoffen tegen de resusfactor gaan we pas aanmaken na een eerste besmetting!

Slide 16 - Tekstslide

Wie kan bloed geven aan wie
                     (donor)      (ontvanger)

Slide 17 - Tekstslide

Resusfactor bij zwangerschap
resuskindje!

Slide 18 - Tekstslide

Bepaal de bloedgroep:
Anti-A: klontering
Anti-B: klontering
Anti-Resus: geen klontering
A
AB+
B
AB-
C
0+
D
0-

Slide 19 - Quizvraag

Patiënten met een ernstige vorm van de ziekte van Von Willebrand kunnen behandeld worden door het toedienen van een medicijn met de stollingsfactor VWF. Omdat dit medicijn wordt gemaakt uit bloedplasma van gezonde donoren, bevat het kleine hoeveelheden van de bloedgroep-antistoffen anti-A en anti-B.
Toediening van grote hoeveelheden van dit medicijn kan bij bepaalde bloedgroepen, klontering van rode bloedcellen tot gevolg hebben.
Patiënten van één bepaalde bloedgroep kunnen zonder gevaar voor klontering met dit medicijn behandeld worden.
Welke bloedgroep wordt hier bedoeld?
A
bloedgroep A
B
bloedgroep B
C
bloedgroep AB
D
bloedgroep O

Slide 20 - Quizvraag

Beantwoord bovenstaande vragen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

HLA (human leukocyte antigen)
MHC I eiwitten, bij mensen ook wel het HLA genoemd, zijn eiwitten op onze cellen

Door het HLA systeem kunnen lymfocyten onze eigen cellen van lichaamsvreemde cellen onderscheiden. 

Iedereen heeft zijn eigen unieke HLA systeem (eigen antigenen). 

Slide 23 - Tekstslide

HLA systeem en transplantatie
Als bij een transplantatie een orgaan afkomstig is van een donor dan is er kans op een afstotingsreactie doordat MHC eiwitten op het donororgaan worden gezien als antigenen.
T-cellen herkennen de antigenen op de cellen als lichaamsvreemd en breken deze af. 
Bij transplantatie is een internationaal HLA matchings systeem ontwikkeld om een juiste donor te vinden

Slide 24 - Tekstslide

 HLA - immuuneiwitten
Elk blokje stelt een persoon voor met een homoloog chrosomenpaar (van vader en moeder) nummer 6 waar de HLA-genen op liggen. 
maak opgave 32

Slide 25 - Tekstslide

lesdoelen

- je kent de verschillende bloedgroepen

- je kunt uitleggen welke bloedgroep de universele donor en welke de universele acceptor is

- je kunt uitleggen waarom rhesus negatieve vrouwen een spuit met antistoffen nodig hebben als ze zwanger zijn.

- je kunt uitleggen waarom antistoffen tegen A en B niet schadelijk zijn voor de ongeboren baby en antistoffen tegen de rhesus factor wel.

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opgaven van basisstof 4

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

transplantatie
  • elke cel heeft MHC-1 moleculenv (HLA antigenen)
  • afweersysteem herkent die als lichaamsvreemd
  • afstoting
  • medicijnen tegen afstoting
  • daarnaast zoeken ze een zo goed mogelijke match

Slide 29 - Tekstslide

Wil jij donor zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

auto- immuunziekten
  • lymfocyten rijpen in thymus en beenmerg => krijgen alle eigen lichaamseiwitten aangeboden zodat ze die herkennen
  • soms gaat dat fout => auto immuunziekte
  • bijv. ms, reuma, lupus

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

allergie
Bij een allergie reageert een lichaam extreem gevoelig op antigenen van stoffen waar de meeste mensen normaal op reageren. 
Deze stoffen veroorzaken een afweerreactie. 

Slide 33 - Tekstslide

allergie
eerste contact: allergeen laat B-cellen antistoffen maken, deze koppelen aan de mestcel => geactivieerd
tweede contact: allergeen koppelt meteen aan geactiveerde mestcel => exocytose van blaasjes histamine => allergische reactie (slijm, jeuk, niezen etc.)

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide