14.2 Rekenen met tijd

• Rekenen
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

1. Lesopening

Pak je werkboek van rekenen en 

laat deze nog even dicht op tafel liggen. 

2. Lesdoel + leergebiedoverstijgend doelen

Aan het eind van deze les:

- kun je eenheden van tijd omrekenen; 

- kun je een tijdsduur optellen bij een analoge klok; 

1. 01:30 uur
2. 16:30 uur
3. 04:30 uur
4. 15:30 uur

1. 3 uur en 45 minuten
2. 4 uur en 15 minuten
3. 3 uur en 15 minuten
4. 4 uur en 30 minuten

Sylvia kijkt op de klok als haar trein aankomt. De trein had om 11:06 u moeten aankomen.

Hoeveel minuten is de trein te laat?

Wie maakt wat:

3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag:

les 14.2 opdracht 10 t/m 19 op blz. 112 t/m 118

De rest doet mee met de instructie.

4. Instructie

Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Rekenen met tijd

Tijd kun je omrekenen naar elkaar op de volgende manier: 

seconden (s)

minuten (min.)

uur (u)

: 60

: 60

x 60

x 60

Met tijd rekenen

Je kunt bij opdrachten verschillende eenheden van tijd krijgen. Je moet hier goed opletten als je met tijd moet gaan rekenen. 

Een fystiotherapeut behandelt elke patiënt 20 minuten. Hoeveel patiënten kan de fysiotherapeut in 2 uur behandelen? 

Stap 1: Reken om naar dezelfde eenheid.

2 uur x 60 = 120 minuten

Stap 2: Reken uit.

120 minuten : 20 minuten = 6 patiënten

Tijdsduur bij een tijd optellen

Je staat 's middags te wachten op de metro naar centraal station. 

Hoe laat vertrekt de metro naar het Centraal station? 

Het is 10 voor half 2 's middags, dus het is 13:20 uur.

De metro naar het Centraal Station vertrekt over 5 minuten.  

Dan is het 13:20 + 00:05 = 13:25 uur. 

6. Zelfstandig werken

Je maakt zelfstandig 14.2 opdracht 10 t/m 19 op blz. 112 t/m 118

Ben je klaar?

1. Nakijken door docent

2. Daarna boek lezen voor leeslijst