14-04-2022 4BB Herhaling Bloed

Herhaling Bloed hfst 9
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Herhaling Bloed hfst 9

Slide 1 - Tekstslide

Bloed
  • Bloedplasma = vloeistof
  • Bloedplasma vervoert:
    - Koolstofdioxide (een beetje)
    - Voedingsstoffen
    - Afweerstoffen

     - Hormonen

     - Bloedcellen (rode bloedcellen,                witte bloedcellen, bloedplaatjes)

    


Slide 2 - Tekstslide

Wat vervoeren rode bloedcellen?
A
Antistoffen
B
Afvalstoffen
C
Voedingsstoffen
D
Zuurstof

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de taak van bloedplaatjes?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloedstolling
D
Antistoffen maken

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers (bacteriën en virussen) doden
C
Bloed laten stollen
D
Zuurstof en koolstofdioxide vervoeren

Slide 5 - Quizvraag

Wat voor cel is nummer 3 en wat is de taak?
A
Witte bloedcel, zuurstof transport
B
Witte bloedcel, afweer tegen ziekten
C
Bloedplaatje, bloedstolling
D
Rode bloedcel, bloedstolling

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

Bekijk goed de onderdelen van het hart

Slide 8 - Tekstslide

Door welke kant van het hart stroomt zuurstofrijk bloed?
A
rechterkant
B
linkerkant
C
allebei de kanten
D

Slide 9 - Quizvraag


Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Met welk nummer wordt de rechterkamer aangegeven?
A
1
B
3
C
4
D
5

Slide 10 - Quizvraag

Hoe heten de 2 delen waaruit de rechterkant van het hart is opgebouwd?

Slide 11 - Open vraag

Bloedvatenstelsel
Al je bloedvaten samen vormen je bloedsomloop of bloedvatenstelsel (In de afbeelding zijn de haarvaten niet te zien). 

Meestal hebben de slagaders en de aders de naam van het orgaan waarnaar ze toegaan of waar ze vandaan komen.


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

3 type bloedvaten
1. Zuurstofrijk bloed stroomt vanuit het hart naar de slagaders.

2. Vanuit de slagaders stroomt het bloed naar de haarvaten. Daar wordt zuurstof afgegeven aan cellen van organen en spieren.

3. Vanuit de haarvaten stroomt het bloed naar de aders. Via de aders stroomt het zuurstofarme bloed terug naar het hart. 

Slide 14 - Tekstslide

Hoe stroomt het bloed in je slagaders?
A
Naar je hart toe
B
Van je hart af

Slide 15 - Quizvraag

Is het bloed in de beenslagader zuurstofarm of zuurstofrijk?
A
Zuurstofrijk
B
Zuurstofarm

Slide 16 - Quizvraag

Is het bloed in de longslagader zuurstof arm of zuurstofrijk?
A
Zuurstofarm
B
Zuurstofrijk

Slide 17 - Quizvraag

Is het bloed in de longader zuurstofarm of zuurstofrijk?
A
Zuurstofrijk
B
Zuurstofarm

Slide 18 - Quizvraag

Is het bloed in de aorta zuurstofarm of zuurstofrijk?
A
Zuurstofrijk
B
Zuurstofarm

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Sommige bloedvaten bevatten kleppen. Twee bloedvaten zijn: nierader en nierslagader.
Bevat de beenader kleppen? En bevat de beenslagader kleppen?
A
Geen van beide bloedvaten bevatten kleppen
B
Alleen de nierader bevat kleppen
C
Alleen de nierslagader bevat kleppen
D
Beide bloedvaten bevatten kleppen

Slide 21 - Quizvraag

Bloed vervoert stoffen. Welke 2 stoffen geven cellen af aan het bloed na verbranding?
A
koolstofdioxide en water
B
zuurstof en glucose
C
water en glucose
D
glucose en koolstofdioxide

Slide 22 - Quizvraag

Uitscheidingsorganen
  • Longen: je ademt waterdamp en koolstofdioxide uit
  • Huid: je zweet water en zouten uit
  • Lever:  zet afvalstoffen en giftige stoffen om in minder schadelijke stoffen en breekt rode bloedcellen af
  • Nieren: halen overbodige stoffen zoals zouten en water uit je bloed

Slide 23 - Tekstslide

Lever
  • Je lever haalt alcohol drugs en medicijnen uit je bloed.
  • De lever maakt de stoffen onschadelijk. 
  • De afvalstoffen die ontstaan verlaten je lever via de leverader. 

Slide 24 - Tekstslide

Nieren
Je hebt 2 nieren.
Ze filteren water, zouten en afvalstoffen uit het bloed.


Slide 25 - Tekstslide

Welk orgaan verwijderd afvalstoffen van alcohol?
A
Nieren
B
huid
C
longen
D
lever

Slide 26 - Quizvraag