Gezondheid en SPAR

Gezondheid en SPAR
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Gezondheid en SPAR

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. Theorie
    - Gezondheidskenmerken
    - Conditiebepalen
    - SPAR
  2. Praktijk 
    - Gezondheidsonderzoek
    - SPAR-onderzoek

Slide 2 - Tekstslide

Regels dieren EHBO
  1. Blijf kalm!
    - Jij rustig --> dier rustig
    - Beter nadenken

  2. Veiligheid
    - Blijf kalm!
    - Jezelf
    - Omgeving
    - Dier
3. Dier stabiliseren
    - Bloedingen stelpen
    - Afkoeling voorkomen
 
4. Informeer dierenarts

Slide 3 - Tekstslide

Op basis waarvan kun je de gezondheid van een dier bepalen?

Slide 4 - Woordweb

Gezondheidskenmerken
  • Huid, vacht, veren;
  • Slijmvliezen;
  • Gebit;
  • Spijsvertering;
  • Uitwerpselen;
  • Nagels;
  • Gedrag;
  • Beweging;
  • Temperatuur
  • Pols
  • Ademfrequentie

Slide 5 - Tekstslide

Gezondheidscontrole hond

Slide 6 - Tekstslide

Conditie bepalen hond

Slide 7 - Tekstslide

Conditie bepalen kip 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Slide 10 - Link

Opdracht
  1. Controleer de gezondheid van een hond met je groepje;
  2. Neem het schema hiernaast over op papier en vul het in;
  3. Neem de tijd! Controleer uitgebreid, dus het gehele lichaam;
  4. Verdeel de taken. Bepaal die
    controleert en wie noteert.  

Slide 11 - Tekstslide

Welke afwijkingen heb je gevonden en wat kun je hieraan doen?

Slide 12 - Open vraag

SPAR onderzoek
  • Je treft een hond aan op straat die is aangereden. Je gaat eerst bij de hond een spoedonderzoek doen: het SPAR-onderzoek. Pas daarna ga je handelen.
  • S = Slijmvliezen
  • P = Pols
  • A = Ademhaling
  • R = Reflexen

Slide 13 - Tekstslide

S = Slijmvliezen
  • Mondslijmvlies
  • Oogslijmvlies
  • Kleur?
    - Roze = gezond
    - Rood = ontsteking
    - Bleek = bloedarmoede
    - Geel = lever werkt niet goed
    - Zwart = afgestorven of pigment

Slide 14 - Tekstslide

Waar neem je de pols bij een hond? Omschrijf dit zo goed mogelijk.

Slide 15 - Open vraag

P = Pols
  • Frequentie: aantal slagen per minuut;

  • Hond:  60 - 120
  • Kat: 120 - 180
  • Paard: 28 - 40
  • Koe: 50 - 80
  • Konijn: 200 - 300
  • Muis: 300 - 650

Slide 16 - Tekstslide

A = Ademhaling
  • Frequentie: aantal ademhalingen per minuut;

  • Hond: 14 - 22
  • Kat: 20 - 40
  • Paard: 7 - 15
  • Muis: 90 - 180
  • Koe: 15 - 35
  • Konijn: 35 - 65

Slide 17 - Tekstslide

R = Reflexen
  • Ooglid reflex --> Tik zachtjes boven het oog

  • Anus reflex --> Tik zachtjes rond de anus

  • Correctie reflex --> Zet de poot in een andere houding

  • Dreigreflex --> Benader het dier plotseling

Slide 18 - Tekstslide

Het SPAR-onderzoek
  • Assistent (houdt het dier vast);

  • Notulist (noteert wat de resultaten zijn);

  • Tijdsbewaker (bediend de stopwatch);

  • Na afloop vragen noteren en tips/tops.

Slide 19 - Tekstslide