Economische kringloop

De Economische kringloop
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De Economische kringloop

Slide 1 - Tekstslide

De economische kringloop

geldstromen tussen 5 groepen:
1: gezinnen, 2:bedrijven
3: Banken 
4: Het buitenland 
5: De overheid

    Slide 2 - Tekstslide

    De economische kringloop

    geldstromen tussen 5 groepen:
    1: g..in..n, 2:be..ij..n
    3: b.n..n 
    4: Het b....nl..d 
    5: De o...h.id

      Slide 3 - Tekstslide

      Slide 4 - Tekstslide

      Onderdeel 1: Bedrijven en Gezinnen

      Bedrijven produceren met

      productiefactoren (= productie).

      De producten verkopen ze en 

      daarmee betalen ze de beloningen 

      voor de productiefactoren aan de 

      gezinnen (= inkomen), die daarmee de producten kopen, die bedrijven weer produceren.

      Slide 5 - Tekstslide

      Simpele versie!

      Slide 6 - Tekstslide

      Onderdeel 3: Banken
      zie volgende slide....

      Slide 7 - Tekstslide

      Slide 8 - Tekstslide

      Economische kringloop met 3 Onderdelen
      par.2.2

      Slide 9 - Tekstslide

      Onderdeel 4: Het buitenland
      zie volgende slide....

      Slide 10 - Tekstslide

      Slide 11 - Tekstslide

      Onderdeel 5: De overheid
      Inkomsten: Bel.....
      Uitgaven: Overheidsbestedingen ( bruggen, pensioenen...)

      Slide 12 - Tekstslide

      Slide 13 - Tekstslide

      Economische kringloop

      Y = nationaal inkomen
      C = Consumptie
      B = Belasting
      S = Besparingen
      O = Overheidsbestedingen
      I = Investeringen
      E = Export
      M = Import 
      Met de afkortingen

      Slide 14 - Tekstslide

      Slide 15 - Tekstslide

      Slide 16 - Tekstslide

      Slide 17 - Tekstslide

      Slide 18 - Tekstslide

      Slide 19 - Video

      Macro economische vergelijkingen !!
      • Y = C + B + S (uitgaven gezinnen)
      • Y = C + I + O + E - M 

      • Overschot/tekort Overheid = B - O 
      • Particulier Spaarsaldo= S - I 
      • Nationaal Spaarsaldo= (S - I) + (B - O)
      • Uitvoersaldo = E - M
      • (S - I) + (B - O) = (E - M) 

      Binnenlands product = nationaal inkomen
           W                            =                Y

      Slide 20 - Tekstslide

      Tekort/overschot op de 
      Lopende rekening met het buitenland


      Export > Import, dan is er een overschot op de lopende rekening.

      Import > Export, dan is er een tekort op de lopende rekening.

      Slide 21 - Tekstslide

      In de economische kringloop krijgen de gezinnen geld binnen door:
      A
      Y
      B
      I
      C
      E
      D
      M

      Slide 22 - Quizvraag

      In de economische kringloop staat het symbool I voor de:
      A
      Import
      B
      Indirecte belastingen
      C
      Sparen
      D
      Investeringen

      Slide 23 - Quizvraag

      In de economische kringloop verdienen we geld aan het buitenland door:
      A
      Y
      B
      I
      C
      E
      D
      M

      Slide 24 - Quizvraag

      In de economische kringloop geven gezinnen geld uit aan:
      A
      Consumptie, belasting en sparen
      B
      Consumptie en belasting
      C
      Consumptie, sparen en investeren
      D
      Consumptie, export en import

      Slide 25 - Quizvraag

      Heeft de overheid een tekort of een overschot?
      A
      tekort
      B
      overschot

      Slide 26 - Quizvraag

      Hoeveel besparen de gezinnen?
      A
      0
      B
      10
      C
      35
      D
      6

      Slide 27 - Quizvraag

      Begrippen

      Slide 28 - Tekstslide

      Opdracht: Maak je eigen kringloop!
      Met de 5 onderdelen 
      Maar bedenk je eigen land, en bedenk voorbeelden!

      Slide 29 - Tekstslide