KGT1 - Hoofdstuk 4

KGT1 - Hoofdstuk 4
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

KGT1 - Hoofdstuk 4

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel van een nieuwsbericht?
A
Overtuigen
B
Amuseren
C
Informeren
D
Vermaken

Slide 2 - Quizvraag

Een fictieboek heeft als tekstdoel:
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 3 - Quizvraag

Pieter vindt dat de laptop van zijn zus te traag is. Dat vindt hij erg vervelend. Waar verwijst 'Dat' naar?
A
Pieter
B
De laptop van zijn zus
C
Dat de laptop van zijn zus te traag is
D
Zijn zus

Slide 4 - Quizvraag

Laura en Bart waren het er niet mee eens. Zij hadden er een andere mening over. Waar verwijst 'Zij' naar?
A
Laura
B
Bart
C
Zij
D
Laura en Bart

Slide 5 - Quizvraag

'Daarna' is een signaalwoord dat hoort bij het tekstverband:
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Conclusie

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een signaalwoord dat hoort bij het tekstverband 'opsomming'?
A
Terwijl
B
Maar
C
Daarna
D
Daarnaast

Slide 7 - Quizvraag

Nationaal en internationaal zijn synoniemen. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord hoort bij de betekenis: 'behoorlijk, flink of goed'?
A
Gewaagd
B
Grondig
C
De obsessie
D
Profiteren

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord 'fanatiek'?
A
Natuurlijk
B
Voordeel halen uit
C
Heel erg enthousiast
D
Verschil van mening hebben

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor 'ook'?

Slide 11 - Open vraag

Welk woord hoort bij de betekenis 'je aandacht op één ding richten'?
A
Fanatiek
B
Concentreren
C
Discussiëren
D
Verklaren

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de betekenis van 'in oorspronkelijke staat'?
A
Zoals iets in het begin was
B
Dat iets staat
C
Uiteraard
D
Spannend, gevaarlijk

Slide 13 - Quizvraag

Vaak (praten) .......... mijn oma en ik over leuke herinneringen.
A
Praate
B
Praatte
C
Praatten
D
Praten

Slide 14 - Quizvraag

De voetbalvereniging (regelen) .............. dat alles in orde was voor het voetbalkamp.
A
Regeldde
B
Regelde
C
Regeldden
D
Regelden

Slide 15 - Quizvraag

Ik (landen) ............. met mijn voorviel en toen viel ik op de grond.
A
Lande
B
Landen
C
Landde
D
Landden

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
Bacteriën
B
Bacterieën
C
Bacterien
D
Bacterïen

Slide 17 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
Tweeen
B
Tweën
C
Twëen
D
Tweeën

Slide 18 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
Theorïen
B
Theoriën
C
Theorien
D
Theorieën

Slide 19 - Quizvraag

Welk dicteewoord is fout gespeld?
A
Creatief
B
Discusie
C
Locatie
D
Reclame

Slide 20 - Quizvraag

Welk dicteewoord is fout gespeld?
A
Produkt
B
Compliment
C
Commentaar
D
Chocola

Slide 21 - Quizvraag