Hij vraagt of ik geld heb.
Mijn baas wil dat ik morgen om 7 uur op mijn werk ben.
Weet jij wie alles regelt?
Ze zegt dat ze misselijk is.
De docent vraagt of je de toets moeilijk vindt.
Ik bel je, omdat ik niet kan komen.
Je krijgt een cadeau als je jarig bent.
Op deze school krijgen de kinderen zwemles.