Grammatica H2 herhaling

Nederlands
Volgende week: donderdag 18 februari
Toets blok 1 + 2

Grammatica, spelling, over taal, lezen

Gedeelde map op Magister


1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Volgende week: donderdag 18 februari
Toets blok 1 + 2

Grammatica, spelling, over taal, lezen

Gedeelde map op Magister


Slide 1 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen

werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
bijvoeglijke bepaling
bijstelling
Grammatica woordsoorten

Zelfst. nmw.
lidwoord
bijvoeglijk nmw.
voorzetsel
persoonlijk vnw.
bezittelijk vnw. 
wederkerend vnw.
wederkerig vnw. 
vragend vnw. 
aanwijzend vnw.
betrekkelijk vnw.
onbepaald vnw.

Slide 2 - Tekstslide

Zinsdelen
Werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden (pv + overige ww)
Onderwerp: wie/wat + gezegde?
*Lijdend voorwerp: wat/wie + onderwerp + gezegde?
*meewerkend voorwerp*: aan wie/voor wie + onderwerp + gezegde + lijdend voorwerp?
*bijwoordelijke bepaling(en)*: alle overige zinsdelen (geven antwoord op waar/wanneer/hoe (laat)/met wie/etc.)
bijvoeglijke bepaling: deel van zinsdeel, geven extra informatie
bijstelling: deel van zinsdeel, tussen komma's 

Slide 3 - Tekstslide

'In Schiebroek worden de pizza's bezorgd door een opvallende bezorger met roze haren.'

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 4 - Quizvraag

'Eindelijk krijgen we een toets Nederlands.'
Welk zinsdeel is het onderwerp?
A
Eindelijk
B
we
C
een toets Nederlands
D
*staat niet in deze zin

Slide 5 - Quizvraag

'Eindelijk krijgen we een toets Nederlands.'
Welk zinsdeel is het lijdend voorwerp?
A
Eindelijk
B
we
C
een toets Nederlands
D
*staat niet in deze zin

Slide 6 - Quizvraag

'Eindelijk krijgen we een toets Nederlands.'

Welk zinsdeel is het meewerkend voorwerp?
A
Eindelijk
B
we
C
een toets Nederlands
D
*staat niet in deze zin

Slide 7 - Quizvraag

'Eindelijk krijgen we een toets Nederlands.'

Welk zinsdeel is de bijwoordelijke bepaling?
A
Eindelijk
B
Eindelijk krijgen
C
Een toets Nederlands
D
*staat niet in deze zin

Slide 8 - Quizvraag

In een zin kan maar 1 bijwoordelijke bepaling voorkomen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

'Hij zwemt naar huis'.

Het werkwoord 'zwemmen' kan nooit een lijdend voorwerp hebben.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Het zinsdeel: meewerkend voorwerp, geeft antwoord op de vraag aan wie of voor wie.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

'Voor de school hangt tegenwoordig een camera.'

Wat voor zinsdeel is 'voor de school'?
A
Meewerkend voorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling

Slide 12 - Quizvraag

'Mijn broertje, Timon, heeft een abonnement op het zwembad gekregen.'

'op het zwembad' is een bijvoeglijke bepaling
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

'Mijn broertje, Timon, heeft een abonnement op het zwembad gekregen.'

'Timon' is een bijstelling
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Woordsoorten
Persoonlijk voornaamwoord: verwijst naar een persoon of een groep
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie, u, etc.

Bezittelijk voornaamwoord: geeft een bezit aan
Mijn, zijn, uw, mijne, uwe, jouw, etc. 






Slide 15 - Tekstslide

Woordsoorten
Wederkerend voornaamwoord: Een woord dat terug (weder)keert naar het onderwerp.

Ons, zich, me, jullie, je, etc.

Wederkerig voornaamwoord: elkaar





Slide 16 - Tekstslide

Woordsoorten
Aanwijzend voornaamwoord: die, dat, deze, dit

Vragend voornaamwoord: wat, wie, waar, etc.

betrekkelijk voornaamwoord: verwijst terug. Die, dat, wat, wie (de mensen die)

Onbepaald voornaamwoord: iets, iemand, iedereen, alles, men, wat, etc.





Slide 17 - Tekstslide

'Die vergissen zich in zijn slimheid.'

Welk woordsoort is 'Die'?
A
Aanwijzend vnw.
B
Persoonlijk vnw.
C
Wederkerend vnw.
D
Betrekkelijk vnw.

Slide 18 - Quizvraag

'Die vergissen zich in zijn slimheid.'

Welk woordsoort is 'zich'?
A
Aanwijzend vnw.
B
Persoonlijk vnw.
C
Wederkerend vnw.
D
Betrekkelijk vnw.

Slide 19 - Quizvraag

'De vijanden laten elkaar in hun waarde.'

Welk woordsoort is hun?
A
Lidwoord
B
Bezittelijk vnw.
C
Voorzetsel
D
Wederkerig vnw.

Slide 20 - Quizvraag

'Je' kan persoonlijk voornaamwoord zijn, maar ook bezittelijk voornaamwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Die woorden die daar staan. Die betekenen iets.

Welk woordsoort is 'iets'?
A
Betrekkelijk voornaamwoord
B
Onbepaald voornaamwoord

Slide 22 - Quizvraag

De tekens die daar op die muur staan... Het betekent iets.

Welk woordsoort is 'die'?
A
Betrekkelijk voornaamwoord
B
Onbepaald voornaamwoord

Slide 23 - Quizvraag

Hoe goed snap ik het onderdeel grammatica?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll