2mh - Ch 5 - herhalen 1: leesoefening en verhaal schrijven F-NL

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

BIENVENUE!

Montres-moi tes devoirs:

ex 30, 31, 32 (page 36)

les devoirs

mercredi 15 mai, 1e uur:

• Apprendre (= leren) bron A, B, E,F, page 128/129 
• Maak een A4 met de werkwoorden ÊTRE, AVOIR, POUVOIR, VOULOIR

--> boek A!

• thuis max kwartier

• WAAROM echt doen? nodig voor les morgen!

inclusief vertaling

Maak het mooi! Voor boven je bed, op de wc, op de koelkast....

volgende les: oefentoets

Zorg dat je al veel woorden kent!

Bonjour!          

Doel van de les: voorbereiden op de toets

Qu'est-ce qu'on va faire?

• rappel: hoe stel je een vraag
• schrijfopdracht met spel
• leesoefening

planning

• WAT?                 toets leesvaardigheid (2x)
  
  
• WANNEER?     woensdag 22 mei
  
  
• INHOUD:         Chapitre 3 - J'aime la mode
                               Chapitre 5 - Sain et sauf

een vraag stellen: 2 manieren

Tu es en bonne santé.

een vraag stellen: 2 manieren

Tu es en bonne santé.

1. Tu es en bonne santé?

2. Est-ce que tu es en bonne santé?

vraagteken

est-ce que

soorten vraagzinnen

1. Tu es en bonne santé?

2. Est-ce que tu es en bonne santé?

3. Pourquoi tu es en bonne santé?

vraagteken

est-ce que

vraagwoord

vraagwoorden

vraagwoorden

vraagzinnen

Stel dezelfde vraag op een andere manier:

• Tu es malade?
  
  
• Comment tu t'appelles?

vraagzinnen

Stel dezelfde vraag op een andere manier:

• Tu es malade?
    Est-ce que tu es malade?
• Comment tu t'appelles?

vraagzinnen

Stel dezelfde vraag op een andere manier:

• Tu es malade?
    Est-ce que tu es malade?
• Comment tu t'appelles?
    Comment est-ce que tu t'appelles?

• schrijf een verhaal
• combinatie van Nederlands en Frans!
• gebruik zoveel mogelijk woorden (min. 40) uit de bronnen

Boeken dicht en verhalen uitwisselen.

Woorden opschrijven: frans - nederlands

WINNAAR = tafelgroepje dat de meeste woorden heeft vertaald 

par exemple...

Il faut bien dormir voor een toets. Je crois vraiment que je ressemble à een vaatdoek als je suis fatiguée. Et il faut toujours opletten in l'hiver, als er partout la neige is. C'est très gevaarlijk.

>> Tous accros au foot

page 31: lees de inleiding

Welke woorden ken je niet?

Wat voor soort tekst is dit? 

Lees alinea 1

1. Over wie gaat deze alinea? Op welke positie speelt ze?
2. Hoe vaak per week speelt ze voetbal?
3. Is ze vaak ziek?
4. Wat moet je doen om op hoog niveau te kunnen spelen?
5. Wat moet je doen om in vorm te blijven? (2 dingen)
6. Wat eet ze 's ochtends?
7. Wat eet ze alleen in de vakantie?

Lees alinea 2: 

WAAR of NIET WAAR?

1. Clémentine is kampioen tafelvoetbal.
2. Ze is begonnen met tafelvoetbal op de lagere school.
3. Ze is niet verslaafd.
4. Ze speelt in een plaatselijk team.
5. Clémentine vindt Baby-foot geen goede naam.
6. Een wedstrijd is altijd snel klaar.
7. Ze oefent elke dag en eet gezond.

Lees alinea 3

1. Waarin is Anders Vejrgang kampioen?
2. Hoe gaat hij naar school en waarom?
3. Woont hij dichtbij school of juist ver weg?
4. Het FIFA spelen kost niet veel tijd. Waar of niet waar?
5. Welk kampioenschap heeft hij gewonnen in 2018?
6. Waarom mocht hij niet mee doen aan het internationale kamioenschap?             7. Wat wil hij bereiken met FIFA?

Lees alinea 4

1. Zijn de ouders van Ben streng als het om eten gaat? Hoe weet je dat?
2. Noem vijf dingen die Ben veel eet.
3. Waar eet hij nooit?
4. Wordt er bij hem thuis vaak gekookt?

À la fin du cours:

• Stoel aanschuiven.
• Rommel? In prullenbak.

• Rustig lokaal uit.