SER y ESTAR

Programa de hoy
SER y ESTAR
verschil tussen deze 2 werkwoorden
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programa de hoy
SER y ESTAR
verschil tussen deze 2 werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué significan SER y ESTAR?
?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SER
Kennen we dit rijtje nog?
yo ....., tú ...... etc..
timer
2:00

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Estar
                  Estar = zijn/zich bevinden



ik ben
Jij bent
hij/zij/ het is/ u bent
Wij zijn
Jullie zijn
Zij zijn
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ser y estar
                                        Ser = zijn                  Estar = zijn/zich bevinden



soy
eres
es
somos
sois
son
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

La diferencia entre SER y ESTAR?
?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SER y ESTAR 
Betekenen allebei ZIJN
Maar ESTAR kan ook 'zich bevinden' betekenen.
Je gebruikt estar dus onder andere bij plaatsbepalingen. 
Het vraagwoord waar (dónde) zie je vaak hierbij
Bijvoorbeeld:    
  ¿dónde está la iglesia?



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ser y estar
Ser = zijn                                                              Estar = zijn/zich bevinden
- Eigenschappen (permanent)                  - Plaatsen
- Beroep                                                               - Gevoel
- Afkomst                                                             - Tijdelijke staat




Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
bij de volgende zinnen staan er steeds 2 vervoegingen naast elkaar > schrijf de juiste op 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hola, yo soy/estoy Alberto

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Las tiendas son/están en el centro.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ana es/está mi amiga.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Madrid es/está una ciudad.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

soy/estoy triste

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mi padre es/está alto.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tengo un examen y soy/estoy nervioso.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ser y estar
Mi padre .................. profesor
La chica .................. en Barcelona
Los chicos .................. de Barcelona
Juan .................. mi amigo
Nosotros .................. enfermos
La escuela .................. cerca del parque

Slide 17 - Tekstslide

links situaties ser, rechts situaties estar
De volgende 2 slides sturen je naar een website waar je oefent met 'ser' en 'estar'.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Los amigos _____ (ser) simpáticos
Hoy, nosotros______(estar) en clase 233.
¿Cómo ________(estar) tu madre?
Yo _______ (estar) en la casa de mi abuela
Vosotros _____ (estar) en Barcelona.
María y Javier_____(ser) los padres de Alberto.
Nosotros ______(ser) chicas guapas
Yo _______ (ser) Rubén, ¡Encantado! 
son
estamos
está
estoy
estáis
son
somos
soy

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

PRACTICAMOS
Libro de trabajo
pág.39
Ejercicios: 12, 13C y 14

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies