5.1 Temperatuur

5.1 Temperatuur
Lesdoel:
De onderdelen van een vloeistofthermometer benoemen.
Kunnen uitleggen hoe Celsius een thermometer maakte.
Je leert andere eenheden voor temperatuur.

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.1 Temperatuur
Lesdoel:
De onderdelen van een vloeistofthermometer benoemen.
Kunnen uitleggen hoe Celsius een thermometer maakte.
Je leert andere eenheden voor temperatuur.

Slide 1 - Tekstslide

Voorkennis
Noem drie dingen waar jij aan denkt bij het woord temperatuur.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Het meetbereik is hier van -20°C tot 120°C.
De  onderdelen v.e. vloeistofthermometer  zijn:
- reservoir
- schaalverdeling
- stijgbuis
- vloeistof (meestal alcohol)

Slide 4 - Tekstslide

De koortsthermometer heeft een brede stijgbuis en een groot reservoir. 
Het bereik is van 35 tot 42°C

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Belangrijke mensen m.b.t. thermometers:
Daniel Fahrenheit
Anders Celsius
Kelvin

Slide 7 - Tekstslide

Belangrijke mensen m.b.t. thermometers:

Slide 8 - Tekstslide

Thermometer ijken op graden Celsius


Het ijken van een thermometer wordt gedaan om een juiste temperatuur af te kunnen lezen.


Slide 9 - Tekstslide

De Celsiusschaal
1) Smelten ijs (0°C)
2) Kokend water (100°C)
3) Schaalverdeling tussen 0 en 100°C
4) Schaalverderling onder 0°C

Slide 10 - Tekstslide

Een thermometer ijken
Als je een thermometer ijkt, dan zorg je dat deze voldoet aan een bepaalde standaard. De ijkpunten bij de thermometer van Celsius zijn 0 en 100 °C.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat weet je al?
Celsius:
Bij 0 graden Celsius begint water te smelten of te bevriezen.

Bij 100 graden Celsius begint water te koken.

Slide 13 - Tekstslide

Wat weet je al?
Kelvin:
de schaal Kelvin wordt toegepast in de wetenschap.
0 Kelvin is het absolute nulpunt.
De schaal Kelvin wordt niet negatief!

Slide 14 - Tekstslide

Verschil in schalen

Slide 15 - Tekstslide

rekenen
Ezelsbruggetje:
0 graden Celsius = 273 K
0 Kelvin = -273 graden Celsius

Zoals je hiernaast kunt zien:
Is de temperatuur in Celsius gegeven? 
Tel er 273 bij op om de temperatuur in graden Kelvin uit te rekenen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Slide 19 - Tekstslide

Belang lesdoel
Je kan op een juiste manier de temperatuur meten.
Je begrijpt dat de wegen onder 0°C bevriezen en dat dit nulpunt door Celsius bepaald is.
Je kunt je practicum water koken beter uitvoeren.

Slide 20 - Tekstslide

Controlevragen
1 Schets een vloeistofthermometer en benoem de vier onderdelen.

Slide 21 - Tekstslide

controlevragen
2 Noteer kort in vier stappen hoe Celsius een thermometer maakte ?

Slide 22 - Tekstslide

Controlevragen
3 Noteer kort de stappen om een gasbrander veilig aan te steken.

Slide 23 - Tekstslide

Lees de vier thermometers af en noteer de waarde.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Hoe komt het dat een stof verschillende fasen heeft ?
A
doordat moleculen veranderen
B
door de temperatuur
C
doordat moleculen met verschillende snelheden bewegen
D
door de luchtdruk

Slide 28 - Quizvraag

In een vloeistof hebben de moleculen:
A
geen vaste plek
B
elk hun eigen plek
C
het gezellig en nooit dorst

Slide 29 - Quizvraag

In een vaste stof zitten de moleculen:
A
op hun eigen plek en bewegen niet
B
niet op een eigen plek omdat ze bewegen
C
op hun eigen plek maar bewegen
D
vast

Slide 30 - Quizvraag

ALLE watermoleculen zijn hetzelfde

A
ja
B
nee

Slide 31 - Quizvraag

De moleculen van een stof veranderen als de stof smelt
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quizvraag

De aantrekkingskracht tussen moleculen verandert als een stof smelt
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quizvraag

Is een smelt- en kookpunt een stofeigenschap?
A
Ja
B
Nee

Slide 34 - Quizvraag

Hoeveel verschillende fases van stoffen zijn er?
A
2
B
3
C
4
D
oneindig

Slide 35 - Quizvraag

Is dit een smelt- en kooktraject van een zuivere stof?
A
Ja
B
Nee
C
Beide zijn mogelijk

Slide 36 - Quizvraag

Wie was de uitvinder van de thermometer
A
Newton
B
Einstein
C
Celcius
D
Frankenstein

Slide 37 - Quizvraag

In welk onderdeel van de Thermometer zit de vloeistof?
A
Reservoir
B
Schaalverdeling
C
Display
D
Stijgbuis

Slide 38 - Quizvraag

hoeveel graden is het op de thermometer?
A
0 graden
B
2 graden
C
-2 graden
D
-7 graden

Slide 39 - Quizvraag

Een stof die stolt gaat van ...
A
gas → vast
B
vast → gas
C
vloeibaar → gas
D
vloeibaar → vast

Slide 40 - Quizvraag

Water van 60 graden is in deze fase...
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 41 - Quizvraag

Alle moleculen bestaan uit atomen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quizvraag

Als ik 1 suiker molecuul door midden knip, dan...
A
Heb ik een kleiner stukje suiker
B
Heb ik geen suiker meer
C
Heb ik 2 losse moleculen suiker

Slide 43 - Quizvraag

Welke is kleiner, een molecuul of een atoom?
A
Molecuul
B
Atoom

Slide 44 - Quizvraag

Als de temperatuur daalt dan gaan de moleculen ..... bewegen
A
sneller
B
langzamer
C
even snel

Slide 45 - Quizvraag

Als je hoger komt neemt de luchtdruk
A
af
B
toe

Slide 46 - Quizvraag

Je hebt ......'dingen' nodig voor vuur
A
2
B
3
C
5
D
4

Slide 47 - Quizvraag

De kracht die de moleculen op elkaar uitoefenen is aan het afnemen
Neemt toe
Neemt af
snelheid 
volume
afstand
Tempertuur

Slide 48 - Sleepvraag

Sleep de juiste begrippen naar de juiste plek.
9
Je kunt het warmte transport in enkele situaties tekenen en uitleggen.
L-
stroming
straling
geleiding

Slide 49 - Sleepvraag


10
 Je kunt het begrip dichtheid koppelen aan de verschillende fasen van een stof.
L-
Wat is juist?
A
De dichtheid van een stof blijft in elke fase gelijk.
B
De dichtheid van een vaste stof is groter dan de dichtheid van een gas
C
De dichtheid van een gas is het grootste
D
De dichtheid van een vloeistof is kleiner dan de dichtheid van een gas

Slide 50 - Quizvraag