21-22 Toets Arbo & Veiligheid

Toets - Arbo & veiligheid
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Arbo en veiligheidMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Toets - Arbo & veiligheid

Slide 1 - Tekstslide

Toets arbo en veiligheid
Je gaat dadelijk beginnen met de toets arbo & veiligheid. 

De antwoorden kun je aanklikken en/of invullen. 
Voor de toets heb je 60 minuten de tijd. 
De toets bestaat uit 8 multipechoice vragen en 9 open vragen. 
Er zijn maximaal 25 punten te verdienen. 

Ben je klaar? Dan klik je op de knop 'inleveren' zodat jouw docent de toets kan nakijken!

Slide 2 - Tekstslide

Deel 1: Arbowet

Slide 3 - Tekstslide

1 a. Wat is het doel van de Arbowet?
A
Personeel belonen als ze hun doel hebben bereikt.
B
Zorgen dat het personeel goede resultaten in hun werk behaald.
C
Voorkomen van ongevallen en ziektes door werk.
D
Zorgen dat het personeel plezier in hun werk krijgt.

Slide 4 - Quizvraag

1 b. Met welke 3 onderdelen voor de bescherming van medewerkers houdt de ARBO-wet zich bezig?

Slide 5 - Open vraag

1 c. Geef een korte uitleg over het begrip 'veiligheid'.

Slide 6 - Open vraag

Deel 2: rechten en plichten

Slide 7 - Tekstslide

2 a. Bij wie hoort welke taak? Kies voor: werkgever of werknemer!
Onderzoeken van ongevallen op de werkplek?
A
Werkgever
B
Werknemer

Slide 8 - Quizvraag

2 b. Bij wie hoort welke taak? Kies voor: werkgever of werknemer!
Zorgen voor eigen en andermans veiligheid, gezondheid en welzijn.
A
Werkgever
B
Werknemer

Slide 9 - Quizvraag

2 c. Hoe wordt de wet genoemd waarin alles staat vermeld omtrent ziekteverzuim?
A
HACCP
B
ARBO-wet
C
Hygiënecode
D
Wet van Poortwachter

Slide 10 - Quizvraag

Deel 3: Arbeidsrisico's op de werkvloer

Slide 11 - Tekstslide

3. Benoem 2 belangrijke verschillen tussen arbeidsrisico's in de vleessector en arbeidsrisico's in de onderwijssector.

Slide 12 - Open vraag

Deel 4: Kwaliteit van arbeid
De kwaliteit van arbeid wordt bepaald door de volgende factoren: 
  • De inhoud van het werk;
  • De omgeving van het werk;
  • Persoonlijke eigenschappen;
  • Privéomstandigheden;
  • Arbeidsvoorwaarden. 

Slide 13 - Tekstslide

4 a. Marijke werkt op een bedrijf waar in ploegendiensten wordt gewerkt. Het werk op zichzelf vindt Marijke erg leuk, maar de nachtdiensten breken haar op. Overdag kan zij slecht slapen, zodat ze na een aantal nachten werken volledig uitgeput raakt. Welke arbeidsfactor is hier bepalend?
A
De inhoud van het werk
B
Arbeidsvoorwaarden
C
Omgeving van het werk
D
Persoonlijke eigenschappen

Slide 14 - Quizvraag

4 b. Frits heeft in het verleden veel schulden gemaakt. Om die schulden af te betalen, heeft hij naast zijn gewone baan ook een baan als nachtportier. Hierdoor komt het wel eens voor dat Frits tijdens zijn werk in slaap valt.
A
De inhoud van het werk
B
Arbeidsvoorwaarden
C
Omgeving van het werk
D
Privéomstandigheden

Slide 15 - Quizvraag

4 c. Frank is een echt buitenmens. Het werk op kantoor valt hem dan ook zwaar. Vooral in het voorjaar, wanneer de vogels hun nesten bouwen en het zonnetje aangenaam schijnt, kan hij zich maar slecht concentreren op zijn werk.
A
De inhoud van het werk
B
Arbeidsvoorwaarden
C
Persoonlijke eigenschappen
D
Omgeving van het werk

Slide 16 - Quizvraag

Deel 5: veiligheid op de werkvloer

Slide 17 - Tekstslide

5a. Voor welke onderdelen is de werkgever verantwoordelijk voor veiligheid op de werkvloer? Noem 3 onderdelen.

Slide 18 - Open vraag

5b. Voor welke onderdelen is de werknemer verantwoordelijk voor veiligheid op de werkvloer? Noem 3 onderdelen.

Slide 19 - Open vraag

Deel 6: gezondheid op de werkvloer

Slide 20 - Tekstslide

6 a. Noem twee voorbeelden van een situatie op werkvloer die een negatief gevolg hebben op de gezondheid van medewerkers.

Slide 21 - Open vraag

De werkgever kan het welzijn van zijn werknemers vergroten.
1. Ken de talenten van de werknemers;
2. Zet werknemers op de juiste plek in de organisatie;
3. Zorg ervoor dat werknemers vitaal en gezond zijn;
4. Zorg ervoor dat de werknemers voldoende vrije tijd hebben.
A
Stelling 1 en 2 zijn juist
B
Stelling 1, 2 en 4 zijn juist
C
Stelling 1 t/m 3 zijn juist
D
Alle stellingen zijn juist

Slide 22 - Quizvraag

Deel 7: RI&E

Slide 23 - Tekstslide

7a. Waarom wordt er in bedrijven een RI&E opgesteld?

Slide 24 - Open vraag

7b. Wat zijn de eerste drie stappen voor het opstellen van een RI&E?

Slide 25 - Open vraag

7 c. Hoe wordt in de RI&E bepaald hoe groot een risico is?

Slide 26 - Open vraag