V5: Talent H4 tekst 1 en opdracht beschouwing

'Puberbrein onrijp voor nieuwe leren'
en
Beschouwing schrijven
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

'Puberbrein onrijp voor nieuwe leren'
en
Beschouwing schrijven

Slide 1 - Tekstslide

50% van de leerlingen heeft zijn weektaak voor Nederlands niet gemaakt.
Wat zegt het artikel in het NRC daarvan?
A
Dat was te verwachten, want het puberbrein kan niet plannen
B
Dat was te verwachten, want het puberbrein is ongeschikt voor het nieuwe leren
C
Dat kon je niet zeker weten, want het is nog onduidelijk of het puberbrein geschikt is voor plannen
D
Dat kon je niet zeker weten, want het puberbrein kun je niet zo makkelijk onderzoeken

Slide 2 - Quizvraag

1
b
Voorbeeldantwoord:
Het nieuwe leren is een Nederlandse onderwijsvorm waarbij leerlingen zelf (mede) verantwoordelijk worden gemaakt voor hun leerproces.


Slide 3 - Tekstslide

2a

Kan de kennis over het puberbrein wel zo direct worden toegepast in de klas? (laatste zin van alinea 2)


Slide 4 - Tekstslide

2b
– In hersenonderzoek wordt de gevonden hersenactiviteit geassocieerd met bepaalde mentale processen, zoals plannen. Dat zegt echter niets over een causaal verband. (alinea 6)
– Onderzoek naar het verloop van de hersenontwikkeling geeft niet automatisch antwoord op deze vragen. (alinea 6)

– Er zijn meer obstakels bij het vertalen van hersenonderzoek naar toepassingen in het onderwijs. (alinea 7)
– Een conclusie over een in de scanner onderzocht cognitief proces kan niet zomaar worden vertaald naar klas 2 van een VMBO met twintig verschillende kinderen. (alinea 7)

– Resultaten uit hersenonderzoek kunnen wel uitstekend dienen als input voor onderwijskundig onderzoek. (alinea 8)
– De combinatie van hersenonderzoek en praktijkgericht onderzoek resulteert dan directer in aanbevelingen voor toepassingen. (alinea 8)
– Resultaten uit hersenonderzoek dienen ons inziens vooral richting te geven aan praktijkonderzoek naar onderwijsontwikkeling bij adolescenten. Neurowetenschap kan zeker bijdragen aan verbeteringen in het onderwijs, maar bescheidenheid is gepast. (alinea 10)

Slide 5 - Tekstslide

3
Kennis over het puberbrein kan zeker niet zomaar toegepast worden in de klas. Er zijn namelijk nogal wat obstakels bij het vertalen van hersenonderzoek naar toepassingen in het onderwijs. De wetenschappelijke, experimentele onderzoeksopstelling wijkt namelijk altijd af van de werkelijke klassensituatie.
Het is beter resultaten uit hersenonderzoek te gebruiken als input voor onderwijskundig onderzoek. Daaruit kunnen aanbevelingen voortvloeien voor toepassingen in het onderwijs. Neurowetenschap kan dus zeker een bijdrage leveren aan het onderwijs, maar bescheidenheid is gepast.

Slide 6 - Tekstslide

4
Omdat alles wat nu bekend en onderzocht is over het puberbrein nog onvoldoende en onvolledig is om een algemene uitspraak te doen over geschiktheid ervan voor welke vorm van onderwijs dan ook.


Slide 7 - Tekstslide

5a
– iets ter overweging aanbieden
– lezer kan zelf mening vormen
– grotendeels objectief
– af en toe subjectief (maar je mening blijft een van de mogelijke meningen)
– goed gedocumenteerd
– onderwerp van verschillende kanten laten zien
– zakelijke, beschrijvende stijl
– genuanceerd

Slide 8 - Tekstslide

5b
– iets ter overweging aanbieden: nadenken over of kennis over het puberbrein toegepast kan worden in de klas
– lezer kan zelf een mening vormen: zelf bepalen ofje de toepasbaarheid ziet of niet
– grotendeels objectief: beschrijving van hersenonderzoek, resultaten van onderzoek
– af en toe subjectief: aanbeveling aan het einde / laatste zin: ongefundeerd
– goed gedocumenteerd: drie onderzoekers aan het woord, onderzoek van Eveline Crone genoemd
– onderwerp van verschillende kanten laten zien: verschillende onderzoeksresultaten worden onder de loep genomen

Slide 9 - Tekstslide

5c
verklaringsstructuur/vraag- antwoordstructuur

Slide 10 - Tekstslide

6a
1.gepromoveerd
2. wetenschapseducatie
3. proefschrift
causaal verband
4.proefpersonen 

5.experiment
6.resultaten 7.vooronderstellingen 8.hypotheses
9.conclusie
10. aanbevelingen

Slide 11 - Tekstslide

 7. visie tegengestelde visie
I Eerder werd geconcludeerd dat de ontwikkeling van die gebieden die betrokken zijn bij planning, impulsbeheersing en beslissen, tijdens de adolescentie nog niet ‘klaar’ is. (alinea 5)/ Maar, zeiden Crone en collega’s recentelijk in een overzichtsstudie, omdat sociale en cognitieve aspecten, zoals motivatie, óók een grote rol spelen bij pubergedrag, lijkt het eerder zo te zijn dat adolescentenbreinen niet onrijp zijn, maar vooral zeer flexibel; als pubers echt willen, kunnen ze het wél. (alinea 5)

II Er zijn meer obstakels bij het vertalen van hersenonderzoek naar toepassingen in het onderwijs. (alinea 7) /Resultaten uit hersenonderzoek kunnen wel uitstekend dienen als input voor onderwijskundig onderzoek. (alinea 8)

Slide 12 - Tekstslide

8
a
– eerste helft alinea 2
– alinea 3 tot en met 5
b
– eerste helft alinea 2: onderzoek over hersenscans
– alinea 3 tot en met 5: hersenonderzoek van Eveline Crone

Slide 13 - Tekstslide

9
A – De alinea’s 6 tot en met 8 constateren wel dat het puberbrein nog in ontwikkeling is, maar je mag volgens de tekst niet meteen concluderen dat het brein bepaalde dingen daarom niet kan of niet kan leren.
C – De alinea’s 6 tot en met 8 zeggen alleen dat er beperkingen zijn aan de onderzoeken en het gebruik van de onderzoeksresultaten, maar de onderzoeken zijn op zichzelf wel betrouwbaar.
onderwijskundig onderzoek. 


Slide 14 - Tekstslide

9b
Het is een aanbeveling. De schrijver geeft een advies of goede raad, namelijk: gebruik de resultaten uit hersenonderzoek als input voor 

Slide 15 - Tekstslide

10
Je kunt hierbij denken aan:
– het toevoegen van modernere woorden
– het gebruik van korte begrijpelijke zinnen
– het toevoegen van aantrekkelijke voorbeelden
– het geven van eigen ervaringen
– het uitleggen van moeilijke woorden

Slide 16 - Tekstslide

10
Voorbeeldantwoord:
(3) Het bekende werk van expert Eveline Crone laat zien dat de hersenen van pubers, in vergelijking met die van volwassenen, gemiddeld anders werken. Dat is vooral zo tijdens opdrachten waarbij je vooruit moet plannen, of als je een opwelling of ingeving onderdrukt. De activiteit in het voorste gedeelte van de hersenen is daarbij anders. Ook uit lichamelijk onderzoek blijkt dat met name dat voorste hersendeel langer doorgaat met ontwikkelen dan andere hersengebieden.
(4) De activiteit in de voorste hersengedeelten is soms wél en soms niet vergelijkbaar met die van volwassenen. Dit hangt af van zaken als motivatie en emotie. Nu is het zo, dat juist de hersengebieden die betrokken zijn bij emotie bij pubers extra gevoelig zijn. Ook hersengebieden die actief worden als je een beloning verwacht, en waarbij motivatie dus een rol speelt, werken sterker bij pubers dan bij volwassenen.

Slide 17 - Tekstslide

VRAGEN? weektaak tekst 2 en 3 plus vragen
en nu:

beschouwing over twee boeken

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Bronnen
1. Max Havelaar
2. modern boek
3. Roze boekje literatuurgeschiedenis
4. extra bron, bv. een recensie over modern boek

Slide 20 - Tekstslide

beoordelingsformulier
Inhoud:
Vraagstelling en hoofdgedachte: 

Gedachtegang: 
Titel, toon en taalgebruik 
bronvermelding: 
Structuur:
Inleiding-slot :
kern 
Spellen en formuleren

Slide 21 - Tekstslide

schrijfplan Talent p.46
inleiding: binnenkomer en vraagstelling
kern: verklaringen en oplossingen of je beantwoord vragen
Slot: samenvatting of conclusie
Structuur: 
probleem-oplossingsstructuur
vraag-antwoordstructuur
verklaringsstructuur

Slide 22 - Tekstslide