Diana staat voor het rode licht te wachten. Als het op groen springt, rent ze naar de overkant. Daar ziet ze dat ze haar portemonnee heeft laten vallen op het zebrapad. Ze wacht even tot de auto’s voorbij zijn, en dan rent ze even hard terug naar haar portemonnee. Rustig loopt ze weer terug naar de overkant. Welke plaatsgrafiek past het best bij die beweging.