Herhaling over taal blok 1-6

Vandaag:
Herhaling over taal blok 1-6

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vandaag:
Herhaling over taal blok 1-6

Slide 1 - Tekstslide

Deze woordraadstrategieën ken je al:
- Zoek een tegenstelling
Zorgvuldig - onzorgvuldig
- Zoek een voorbeeld
Veel festivals, zoals Pinkpop, worden uitgesteld door corona.
- Zoek een omschrijving of definitie (nauwkeurig)
- Zoek een synoniem
Deze docent geeft fijne lessen. Hij is een goede leraar.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Ook kijken waaruit het woord bestaat, is een woordraadstrategie.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn verwijswoorden?
A
Een woord dat een schuldige aanwijst.
B
Een groepje woorden.
C
Een woord dat verwijst naar een ander woord of stukje tekst.
D
Een woord dat gebruikt wordt om de tekst beter leesbaar te maken.

Slide 5 - Quizvraag

Samenstellingen
- Woorden die bestaan uit twee of meer andere woorden
Langetermijnplanning
Adembenemend
Luchtgekoeld

Slide 6 - Tekstslide

Afleidingen
- Woorden met een voorvoegsel of een achtervoegsel
Waardeloos
Onnodig


Slide 7 - Tekstslide

Andere taal
- Soms herken je een woord door je kennis van een andere taal
Fairtradehandel
Coldcaseteam


Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn samenstellingen?

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn afleidingen?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

afleiding en grondvorm:
Als je de voor- of achtervoegsels van de afleiding afhaalt, houd je de grondvorm over.

herexamen, (her)examen, examen
roodachtig, rood(achtig), rood
oneerlijk, (on)eerlijk, eerlijk
eerlijk, eer(lijk), eer

Slide 13 - Tekstslide

Wat heb je nodig voor een afleiding? Woordsoorten!
Woordsoorten: zelfstandige, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden

Voorvoegsels bijvoorbeeld: des- / on- / in- / ver-

Achtervoegsels bijvoorbeeld: -loos/ -baar / -ig / -heid / -ing/ -achtig

Slide 14 - Tekstslide

Samenstellingen


woord + woord
Afleidingen


voorvoegsel + woord
woord +achtervoegsel 
vv + woord + achterv
Onhandig
Voetbalstadion
Draagbaar
Koopovereenkomst

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een afleiding en een samenstelling?

Slide 16 - Open vraag

Opdracht
Het voorvoegsel on- betekent niet of zonder.

Geef bij de volgende woorden aan of het woord niet of zonder betekent.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

onbegrip
A
niet
B
zonder

Slide 19 - Quizvraag

onbelangrijk
A
niet
B
zonder

Slide 20 - Quizvraag

ongeluk
A
niet
B
zonder

Slide 21 - Quizvraag

onschuld
A
niet
B
zonder

Slide 22 - Quizvraag

onvolledig
A
niet
B
zonder

Slide 23 - Quizvraag

adem

- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 24 - Open vraag

bedelen
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 25 - Open vraag

leugen
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 26 - Open vraag

raadsel
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 27 - Open vraag

oost
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 28 - Open vraag

smaken
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 29 - Open vraag

tekenen
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 30 - Open vraag

treuzelen
- loos: zonder
- achtig: lijkt op, tamelijk veel
- aar: iemand die het doet
- waarts: die richting op

Slide 31 - Open vraag

Wat is een afleiding (van een woord)?
  • Woorden waar een voorvoegsel aan vastgeplakt is, noem je een afleiding
  • Woorden waar een achtervoegsel aan vastgeplakt is, noem je een afleiding
  • Woorden waar een voorvoegsel en een achtervoegsel aan vastgeplakt is, noem je een afleiding

Slide 32 - Tekstslide

Maak een afleiding van het woord 'bakken'.

Slide 33 - Open vraag

Maak een afleiding van het woord 'opmerken'.

Slide 34 - Open vraag

Wat is de stellende trap in het rijtje
... - beter - best?

Slide 35 - Open vraag

Wat is de vergrotende trap in het rijtje
lief - ... - liefst?

Slide 36 - Open vraag

Wat is de overtreffende trap in het rijtje
weinig - minder - ...?

Slide 37 - Open vraag

Welk verwijswoord hoort er op de puntjes?

Ze wees naar het boek ... op de kast lag.
A
die
B
dat

Slide 38 - Quizvraag

Welk verwijswoord hoort er op de puntjes?

De telefoon ... ze kwijt was, bleek in haar tas te zitten.
A
die
B
dat

Slide 39 - Quizvraag

Hij, die, deze, zijn zijn verwijswoorden voor een
A
mannelijk de-woord meervoud
B
vrouwelijk de-woord enkelvoud
C
mannelijk de-woord enkelvoud
D
onzijdig het-woord enkelvoud

Slide 40 - Quizvraag

De verwijswoorden: "het/zijn"
verwijzen naar....
A
een "het" woord
B
een "de" woord

Slide 41 - Quizvraag

Welke verwijswoorden?
A
Hij, hem, zijn
B
Zij/ze, haar
C
Zij/ze, hun

Slide 42 - Quizvraag

Welk verwijswoord is juist? Die of dat?
A
Het voetbaltoernooi die...
B
Het voetbaltoernooi dat...

Slide 43 - Quizvraag