Klas 4 H10 "Bewegingen onderzoeken"

Beweging in de stroboscopische foto
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Beweging in de stroboscopische foto

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Na de start bereikt de TGV (hoge snelheids trein) in 3 minuten een snelheid van 88,3 m/s.

Bereken de gemiddelde snelheid in m/s
A
29,4 m/s
B
264,9 m/s
C
44,2 m/s

Slide 4 - Quizvraag

Examen opgave 2016
Op de volgende slide zie je een examen opgave van 2016. Lees de opdracht. Vraag 7 hoef je nog niet te doen. Vraag 8 kun je wel al maken.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Eenparige beweging

Slide 8 - Tekstslide

Eenparig versneld

Slide 9 - Tekstslide

Eenparig vertraagd

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
maak paragraaf 10.1 en 10.2


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Een auto versneld eenparig van 36km/h naar 90km/h. Hier doet die 200m over. Bereken de versnelling van de auto.

Slide 15 - Open vraag

0

Slide 16 - Video

snelheid
tijd
afstand
meter / kilometer
m of km
v
m/s, km/h
t
seconde, uur

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is de versnelling? 



a=ΔtΔv

Slide 18 - Tekstslide

Een auto versneld eenparig van 36km/h naar 90km/h. Hier doet die 200m over. Bereken de versnelling van de auto. 
Uitwerking
gegeven:
gevraagd:
formule:
omrekenen naar m/s 

Slide 19 - Tekstslide

uitwerking: (GGF)
gegeven:
gevraagd:
formule:
omrekenen naar m/s 

Slide 20 - Tekstslide

Een auto versneld eenparig van 36km/h naar 90km/h. Hier doet die 200m over. Bereken de versnelling van de auto.

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

MAVO DEEL 10.4
Een auto remt af voor een bocht. Hij beweegt  5s lang eenparig vertraagd. In die tijd is de snelheid afgenomen van 81 km/h naar 27 km/h. Bereken de vertraging. 

Slide 23 - Tekstslide

formule om eindsnelheid te berekenen. 

Ve = Vb - a x t

Slide 24 - Tekstslide

Een auto, een vrachtwagen en een bromfiets staan naast elkaar voor een rood verkeerslicht. Meteen nadat het verkeerslicht op groen is gesprongen, rijden ze weg. Ze bewegen zeker 3 seconden lang eenparig versneld:

 
– de auto met een versnelling van 3,2 m/s2;


welke snelheid heeft de auto na die 3 s?  Ve = Vb - a x t

Slide 25 - Tekstslide

Een auto, een vrachtwagen en een bromfiets staan naast elkaar voor een rood verkeerslicht. Meteen nadat het verkeerslicht op groen is gesprongen, rijden ze weg. Ze bewegen zeker 3 seconden lang eenparig versneld:

– de auto met een versnelling van 3,2 m/s2;
– de vrachtauto met een versnelling van 0,8 m/s2;
– de bromfiets met een versnelling van 2,3 m/s2

Slide 26 - Tekstslide

a) Reactietijd =..........s

b) Vertraging = ..........

c) stopafstand = ......

Slide 27 - Tekstslide

Controlevragen
Kate fietst 36 km/h  en houdt op met trappen waardoor ze na 20 s stil staat. Bereken haar vertraging.

Slide 28 - Tekstslide

0

Slide 29 - Video

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Snel
381,94 meter per seconde. 

Dus dat is (ongeveer) vanaf hier naar het piazza winkelcentrum per seconde. 

Dat is snel...

Slide 32 - Tekstslide

Felix Baumgartner
Je zag net een filmpje van Felix Baumgartner die in 2012 een recordpoging deed om de geluidsbarriere te doorbreken. Deze poging was succesvol. 

Hij sprong hierbij van meer dan 39 km naar beneden, gemeten werd 39,045 km. In de vrije val die 4 minuten en 19 seconden duurde, behaalde hij als gevolg van de ijle lucht een recordsnelheid van 1357 km/h

Slide 33 - Tekstslide

Km/h naar m/s
1375 km/h, hoeveel meter legt Felix dan af per seconde?

Daar is een hele simpele
regel voor:
1375 km/h : 3,6 = 381,94 m/s

Slide 34 - Tekstslide

Eenparig versneld of vertraagd

a = een versnelling of vertraging

Ve = Snelheid eind

Vb = Snelheid begin


Vgem = gemiddelde snelheid bij een versnelling of vertraging.

a=tVeVb
Vgem=2Ve+Vb

Slide 35 - Tekstslide

Zwaartekracht
Een vallend voorwerp op aarde heeft altijd een valversnelling van 10 m/s².  

Dit is de zwaartekracht die aan het voorwerp trekt. 

Slide 36 - Tekstslide

Zwaartekracht en valversnelling
Zwaartekracht = massa x valversnelling

Fz = m x g 

Fz: zwaartekracht in N
m: massa in kg
g: gravitatiekracht (engelse gravity) 10 m/s^2

Slide 37 - Tekstslide

voorbeeldje met cijfers
100/5/5 = 100/5 = 20 en 20/5=5
Dat kunnen we ook schrijven als 100/(5x5)= 4
5 x 5 kun je ook schrijven als 5²
Dus 100/5/5= 100/5² en daar volgt dus uit:
10m/s/s = 10 m/s²

Slide 38 - Tekstslide

Jouw zwaartekracht?
Neem jouw gewicht in je hoofd, en doe dat keer 10
g= 10 m/s². 

Op aarde heb jij dus een zwaartekracht van ...N
Fz = mxg
Stel: je weegt 65 kg= 65 x 10 = 650 N

Slide 39 - Tekstslide

Snelheid
De gemiddelde snelheid bereken je door de afstand te delen door de tijd. 

Vgem= s/t 

s = afstand in meter
t = tijd in seconde

Slide 40 - Tekstslide

Eenparig versneld of vertraagd

a = een versnelling of vertraging

Ve = Snelheid eind

Vb = Snelheid begin


Vgem = gemiddelde snelheid bij een versnelling of vertraging.

a=tVeVb
Vgem=2Ve+Vb

Slide 41 - Tekstslide

Wat is de formule om gemiddelde snelheid te berekenen
A
snelheid =afstand : tijd
B
snelheid = tijd : afstand
C
tijd = snelheid x afstand

Slide 42 - Quizvraag

Wat betekent gemiddelde snelheid?
A
Dat het de werkelijke snelheid is op het moment zelf.
B
Dat het een snelheid is die gerekend is over een bepaalde afstand en tijd.

Slide 43 - Quizvraag

Henk fietst 40 kilometer in 2,5 uur. Wat was zijn gemiddelde snelheid?
A
16 km/h
B
20 km/h
C
18 km/h
D
14 km/h

Slide 44 - Quizvraag

Reken de duur (tijd) van de fietstocht uit:

Fietsroute: 24 kilometer lang
Gemiddelde snelheid: 12 kilometer per uur

A
2 uur
B
20 minuten
C
3 uur
D
30 minuten

Slide 45 - Quizvraag

Na de start bereikt de TGV (hoge snelheids trein) in 3 minuten een snelheid van 88,3 m/s.

Bereken de gemiddelde snelheid in m/s
A
29,4 m/s
B
264,9 m/s
C
44,2 m/s

Slide 46 - Quizvraag

Bekijk de grafieken goed.

Slide 47 - Tekstslide

Welke grafiek(en) horen bij een eenparige beweging?
A
A en C
B
A en D
C
B en D
D
B en C

Slide 48 - Quizvraag