Aders en slagaders

Aders en slagaders
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Aders en slagaders

Slide 1 - Tekstslide

Het bloedvatenstelsel
Al je bloedvaten samen vormen je bloedvatenstelsel. In de afbeelding zijn de haarvaten niet te zien. 

Bloedvaten vervoeren stoffen en warmte. Deze warmte ontstaat bij de verbranding in je cellen. 
Meer verbranding = meer warmte = bloedvaten wijder. En andersom!


Als je b.v. sport  wordt de verbranding hoger. Je ziet dan ook dat de bloedvaten wijder worden --> je huis wordt roder en de warmte wordt afgegeven via je huid.
Als je het koud hebt, worden je bloedvaten nauwer. Ze geven dan weinig warmte af aan je huid en zo zorgen ze dat de warmte in je lichaam blijft. 

Slide 2 - Tekstslide

Het bloedvatenstelsel
Meestal hebben de slagaders en de aders de naam van het orgaan waarnaar ze toegaan of waar ze vandaan komen. 


Slide 3 - Tekstslide

Uitzonderingen namen bloedvaten
De poortader brengt zuurstofarm en voedingsstofrijk bloed (glucose) van de darmen naar de lever.

De aders die naar het hart toegaan noemen we de bovenste- en onderste holle ader.
De aorta is de lichaamsslagader en gaat van het hart af. 
De 

Slide 4 - Tekstslide

De lever
De lever ontvangt zuurstofrijk bloed via de leverslagader. Het bloed stroomt uit de lever weg via de leverader --> naar de onderste holle ader --> hart (rechter boezem)
Glucosegehalte in het bloed laag? --> glycogeen uit de lever wordt omgezet in glucose --> via leverader het lichaam in. 

Slide 5 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop

Kleine bloedsomloop
+
Grote bloedsomloop
=
dubbele bloedsomloop

Slide 6 - Tekstslide

bloedsomloop (bloedvaten)

Slide 7 - Tekstslide

Slagaders
  • Bloed stroomt vanaf het hart naar de organen toe. 
  • Grootste slagader = aorta.
  • Bestaan uit dekweefsel een dikke gespierde wand en bindweefsel (buitenkant). 
  • De meeste slagaders zijn vernoemd naar het orgaan waar ze heen gaan.
Slagaders vervoeren zuurstof rijk bloed, behalve de longslagader.

Slide 8 - Tekstslide

Haarvaten
  • In de organen vertakken de slagaders zich in kleine dunne bloedvaatjes (haarvaten).
  • Vervoeren bloed door de organen.
  • Afgifte en opname van stoffen.
  • Bloed stroomt langzaam.

Slide 9 - Tekstslide

Aders
  • De haarvaten komen bij elkaar in aders.
  • Aders vervoeren het bloed vanaf de organen terug naar het hart.
  • Bevatten kleppen  en hebben een dunne wand--> dekweefsel, spierweefsel, bindweefsel
  • Meestal vernoemd naar het orgaan waar ze vanaf komen.
Aders vervoeren zuurstofarm bloed, behalve de longader.

Slide 10 - Tekstslide

Aders
  • Het bloed in de aders is glucose arm en koolstofdioxide rijk.

Waarom? 

Uitzondering --> in de leverader is het glucose gehalte hoger dan in andere aders. Waarom? 
Aders vervoeren zuurstofarm bloed, behalve de longader = uitzondering
Door de verbranding in de organen. 
Verbranding --> glucose + zuurstof = energie + koolstofdioxide + water
Als het glucosegehalte in het bloed laag is wordt glycogeen uit de lever door het hormoon glucagon uit de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier omgezet in glucose --> via leverader gaat het dan verder het lichaam in.

Slide 11 - Tekstslide

Aders
Werking van de kleppen

Slide 12 - Tekstslide

De formule van verbranding is:
glucose + zuurstof --> koolstofdioxide + water (+ energie).
Verbranding vindt plaats in al je cellen.
Welke rol speelt de bloedsomloop bij de verbranding? Overleg in tweetallen.

Slide 13 - Open vraag


1) Kleine bloedsomloop =
Hart -                           - hart

2) Grote bloedsomloop =
Hart -                           - hart

hele lichaam
longen

Slide 14 - Sleepvraag

Sleep de namen naar de juiste bloedvaten 
Nierslagader
Longader
Leverader
Poortader
Aorta
Longslagader

Slide 15 - Sleepvraag

Slagader
Ader
Naar het hart toe
Van het hart af
Dikke gespierde wand
Dunne slappe wand
Kleppen over de gehele lengte
Kleppen alleen bij het hart
Bloed stroomt snel
Bloed stroomt langzaam
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk
Liggen vaak dieper

Slide 16 - Sleepvraag

Aders herken je aan...
A
dikke wand
B
hele dunne wand
C
kleppen

Slide 17 - Quizvraag

Een ader...
A
Vervoert bloed naar het hart toe
B
Vervoert bloed van het hart weg

Slide 18 - Quizvraag

Kenmerken van de aders zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich diep in het lichaam
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich diep in het lichaam
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich aan de oppervlakte

Slide 19 - Quizvraag

Is dit bloedvat een ader, haarvat of slagader?
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader

Slide 20 - Quizvraag

Haarvaten hebben:
A
De dikste wand
B
Een dikke wand, maar niet de dikste.
C
Een wand die uit 1 cellaag bestaat.
D
Geen wand.

Slide 21 - Quizvraag

In de haarvaten in de weefsels
A
vindt uitwisseling van gassen plaats (O2-CO2)
B
Worden CO2 en afvalstoffen aangevoerd

Slide 22 - Quizvraag

In welke volgorde stroomt het bloed?
A
Slagader - haarvaten- ader
B
haarvaten - ader - slagader
C
Ader - haarvaten - slagader
D
Slagader - ader - haarvaten

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van haarvaten?
A
Uitwisseling van stoffen
B
Vervoeren van bloed naar hart
C
Hoofdzakelijk zuurstofrijk
D
Dikwandig

Slide 24 - Quizvraag

In de afbeelding zie je slagaders, haarvaten en aders.
De stroomrichting van het bloed is met twee pijlen aangegeven.

Met welk nummer is een ader aangegeven?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3

Slide 25 - Quizvraag

Ader
Slagader
Haarvat
Zuurstofrijk bloed
Zuurstofarm bloed
Zuurstofrijk bloed

Slide 26 - Sleepvraag

De wand van een slagader is ...
De bloeddruk in een slagader is ...
A
... Dik ... Hoog
B
... Dik ... Laag
C
... Dun ... Hoog
D
... Dun ... Laag

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de naam van het bloedvat dat wordt aangegeven met nr. 1?
A
Halsader
B
Holle ader
C
Longslagader
D
Aorta

Slide 28 - Quizvraag

Wat hoort NIET bij een slagader?
A
Hoge bloeddruk
B
Bloed stroomt weg van het hart
C
Kleppen binnen in het bloedvat
D
Dikke, gespierde wanden

Slide 29 - Quizvraag

wat is de slagader?
A
de rode buis
B
de blauwe buis
C
de kleine draadjes
D
geen een

Slide 30 - Quizvraag