Logica - 5. Van argumentatieschema, via logica naar een betoog

Van argumentatie schema via logica naar een betoog
Doe je mee aan de wedstrijd van De Jonge Denkers?

Laat het mij ruim op tijd weten! Je stuk eindigt dan als een column en hoeft niet per se de vorm van een betoog te hebben.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Van argumentatie schema via logica naar een betoog
Doe je mee aan de wedstrijd van De Jonge Denkers?

Laat het mij ruim op tijd weten! Je stuk eindigt dan als een column en hoeft niet per se de vorm van een betoog te hebben.

Slide 1 - Tekstslide

Argumentatieleer
1. Enkelvoudige argumentatie
2. Meervoudige argumentatie
3. Nevenschikkende argumentatie
4. Onderschikkende argumentatie

Slide 2 - Tekstslide

1. Enkelvoudige argumentatie
Voor je stelling heb je één argument.

Slide 3 - Tekstslide

2. Meervoudige argumentatie
Voor je stelling heb je meerdere argumenten.

Deze argumenten hebben onderling geen relatie. Op zichzelf zijn het prima argumenten.

Slide 4 - Tekstslide

3. Nevenschikkende argumentatie
Je hebt twee argumenten voor de stelling. De argumenten hebben ook een relatie met elkaar. Samen staan ze sterk!

Slide 5 - Tekstslide

4. Onderschikkende argumentatie
Je hebt één argument voor de stelling.

Het argument heeft zelf ook weer een argument die het ondersteund. Het tweede argument heeft echter géén directe relatie met de stelling.

Slide 6 - Tekstslide

3. Nevenschikkende argumentatie
2. Meervoudige argumentatie

Slide 7 - Tekstslide

4. Onderschikkende argumentatie
4. Onderschikkende argumentatie

Slide 8 - Tekstslide

4. Onderschikkende argumentatie
4. Onderschikkende argumentatie
2. Meervoudige
argumentatie

Slide 9 - Tekstslide

4. Onderschikkende argumentatie
4. Onderschikkende argumentatie
2. Meervoudige
argumentatie
3. Nevenschikkende argumentatie

Slide 10 - Tekstslide

Ga zo maar door...

Slide 11 - Tekstslide

Argumentatieschema en logica
S: Mensen mogen geen vlees eten
1.1a Vlees eten zorgt voor onnodig leed.
1.1.2a Dieren lijden in de vleesindustrie doordat vaak jonge dieren al direct na de geboorte van hun moeder worden gescheiden

P1 Als mensen vlees eten dan lijden dieren door de vleesindustrie
P2  Mensen eten vlees
C Dieren lijden door de vleesindustrie

Slide 12 - Tekstslide

Argumentatieschema en logica
S: Mensen mogen geen vlees eten
1.1a Vlees eten zorgt voor onnodig leed.
1.1b Volgens het utilitarisme moet je onnodig leed voorkomen

P1 Ieder mens is een wezen dat utilitaristisch moet zijn
P2 Iedere utilitarist moet een wezen zijn dat geen vlees eet
C Ieder mens is een wezen dat geen vlees moet eten

Slide 13 - Tekstslide

Argumentatieschema en logica
S: Mensen mogen geen vlees eten
1.1a Vlees eten zorgt voor onnodig leed.
1.1b Volgens het utilitarisme moet je onnodig leed voorkomen

P1 Ieder mens is een wezen dat utilitaristisch moet zijn
P2 Iedere utilitarist moet een wezen zijn dat geen vlees eet
C Ieder mens is een wezen dat geen vlees moet eten

P1 SaM
P2 MeP
C SeP

Slide 14 - Tekstslide

Argumentatieschema, logica en een betoog
Titel van je betoog is niet je stelling
In je inleiding verwerk je een aandachttrekker, probleemuiteenzetting en structuuraanduing.


Waarom moet hier een betoog over geschreven worden?
Welke argumenten ga je behandelen in het middenstuk?

Slide 15 - Tekstslide

Argumentatieschema, logica en een betoog
In je middenstuk verwerk je de argumenten.
Elk argument verdient een eigen alinea.
Je begint de alinea met het argument, je onderbouwt deze en eindigt weer met het argument.

Tussenkopjes horen niet in kort betoog.

Denk aan je bronvermelding in APA-stijl!
Een betoog heeft vaak de vorm van:

Voorargument 1
Voorargument 2
Tegenargument
Verwerping tegenargument

Je mag in het kader van een filosofisch essay hier vanaf zien. Let op: zonder het verwerken van een tegenargument staat je betoog niet sterk!

Slide 16 - Tekstslide

Argumentatieschema, logica en een betoog
De conclusie bevat een samenvatting van de argumenten.
Je noemt de stelling nog een keer.
Je eindigt met een uitsmijter.


Welke laatste zin zorgt ervoor dat de lezer je stuk niet vergeet?

Slide 17 - Tekstslide