6.2 Licht en lenzen

6.2 Licht en lenzen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

6.2 Licht en lenzen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Activiteit
Doel
Tijdsduur
-S.O. Vaardigheden
Reflecteren op vorige leerdoelen
20 min
-Oefeningen nakijken
10 min
-Lenzen
Nieuwe leerdoelen introduceren
15 min
-Beeld construeren
15 min
-Oefenen
Nieuwe leerdoelen verwerken
30 min

Slide 2 - Tekstslide

S.O. Vaardigheden
timer
20:00

Slide 3 - Tekstslide

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt beschrijven hoe een positieve lens een evenwijdige lichtbundel breekt.
  • Je kunt het verschil toelichten tussen een scherpe en een onscherpe foto.
  • Je kunt de voorwerpsafstand en de beeldafstand in een tekening aanwijzen.
  • Je kunt beschrijven hoe de twee constructiestralen voor de lens en na de lens lopen.
  • Je kunt met behulp van de twee constructiestralen bepalen waar het beeld ontstaat.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe werken lenzen?
Een lens kan + of - zijn, respectievelijk bol of hol.

In het plaatje zie je een bolle lens.

De lijn die door het midden van de lens gaat en loodrecht staat, heet de hoofdas.

Een bolle lens zorgt ervoor dat het inkomende licht naar elkaar toe gaat, totdat ze elkaar uiteindelijk tegenkomen. Het brandpunt.

Slide 6 - Tekstslide

Camerabeeld scherpstellen
Als je een scherpe foto wilt maken met je camera, moet de camera op het volgende letten.

Het voorwerp dat je wilt fotograferen moet precies goed op de sensor in de camera vallen, zodat het voorwerp er scherp op staat.

Elk punt van het voorwerp dat licht weerkaatst, moet dus ook juist op de sensor vallen, op de sensor moet dan een beeldpunt komen, die identiek is aan het voorwerpspunt.

Slide 7 - Tekstslide

Scherpstellen
Met een camera moet je dus opletten op 2 dingen:
  • De voorwerpsafstand, de afstand tussen voorwerp en lens.
  • De beeldafstand, de afstand tussen lens en beeld.

Door te spelen met beide afstanden, kan je het beeld scherper en onscherper maken, zo werkt de beamer bijvoorbeeld ook.

Slide 8 - Tekstslide

Een beeld construeren
Hoe maak je zelf een beeld dat uit een lens ontstaat?
  1. Het idee is dat een beeld altijd op zijn kop uit een lens komt.
  2. Teken de lens en de hoofdas door de lens heen.
  3. Teken het brandpunt, hierbij hoort de letter F.
  4. Teken het voorwerp dat je in beeld wilt hebben. Deze moet altijd op de hoofdas staan.
  5. Teken de constructiestralen:
    Constructiestraal 1, gaat rechtdoor door de lens en daarna een rechte lijn door het brandpunt
    Constructiestraal 2, gaat vanuit hetzelfde punt, door het midden van de lens en blijft dezelfde lijn volgen.
  6. Waar de lijnen samenkomen is ook de plek
    waar de top van het beeld zal zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig of duo's in rust.
Wat?

Hoe?
Uit het boek
Hulp?
Docent
Tijd?
Tot 5 minuten voor eindtijd.
Uitkomst?
Je beheerst de gestelde leerdoelen.
Klaar?
Test jezelf in de online methode
Hoofdstuk 6 Paragraaf 2:
1 t/m 10

Slide 11 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kunt beschrijven hoe een positieve lens een evenwijdige lichtbundel breekt.
Je kunt beschrijven hoe de twee constructiestralen voor de lens en na de lens lopen.
Je kunt met behulp van de twee constructiestralen bepalen waar het beeld ontstaat.
Je kunt het verschil toelichten tussen een scherpe en een onscherpe foto.
Je kunt de voorwerpsafstand en de beeldafstand in een tekening aanwijzen.

Slide 12 - Sleepvraag