M&G HV1a H2.1 Botten

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les:

proefwerk hoofdstuk 1

Hoe ging het?

Slide 2 - Tekstslide

Deze les:

Start hoofdstuk 2: Bewegen

paragraaf 1: Botten


Uitleg

Aan het werk

Uitleg - vervolg

Verder werken

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zit je skelet in elkaar?

Lichaam – 206 botten/beenderen > skelet of beenderstelsel


Schedel

wervelkolom

borstkast (borstbeen, ribben en de wervels waar de ribben aanvast zitten)

heupbeenderen

dijbeenderen, scheenbeen & kuitbeen

schouderblad

opperarmbeen, ellepijp & spaakbeen

 

Ledematen = armen en benen

Slide 4 - Tekstslide

Waarvoor dient het skelet?

1. Stevigheid

2. Vormgeven

3. Bescherming geven

4. Beweging mogelijk maken

Slide 5 - Tekstslide

Aan het werk!

tot en met opdracht 8

("Hoe zit je skelet in elkaar?" en "Waarvoor dient je skelet?")

timer
15:00

Slide 6 - Tekstslide

Waar zijn botten van gemaakt?

Grootste deel = beenweefsel –> beencellen, die in ringen groeien.

Dat maakt het bot stevig.


Bloedvaatjes – krijgen de beencellen de stoffen die ze nodig hebben

Zenuwen – pijn voelen


Beenmerg – zit in het middenstuk van het bot, in de holle ruimte.


Slide 7 - Tekstslide

Waar zijn botten van gemaakt?

Beencellen maken een stevige stof met veel kalk (hard) en een beetje lijmstof (buigzaam).


Pijpbeenderen = langwerpige, ronde en dunne botten (zoals dijbeen en opperarmbeen). Zit geel beenmerg in, waarin vet opgeslagen wordt. 

Platte beenderen = bv. Heupbeenderen en borstbeen. Zit rood beenmerg in, hier worden bloedcellen gevormd.


Kraakbeen = kraakbeenweefsel – groepjes kraakbeencellen met daartussen een geleiachtige stof (veel lijmstof en heel weinig kalk). 

Ribben zitten met kraakbeen aan het borstbeen vast,

daardoor kun je ribben bewegen bij het ademhalen.

Slide 8 - Tekstslide

Waardoor zijn kinderen zo soepel?


Het skelet van een pasgeboren baby bestaat bij helemaal uit kraakbeen.

Door alle lijmstof is het babyskelet zo buigzaam, maar niet stevig.


Verbening = het kraakbeen in de botten verandert langzaam in been.


Kraakbeen blijft onder de uiteinden van de pijpbeenderen = de groeischijven.

groeischijven maken nieuw kraakbeen. Zo worden pijpbeenderen langer en groei je.

Vervolgens wordt het nieuwe kraakbeen omgezet in hard bot.

Slide 9 - Tekstslide

Waardoor zijn kinderen zo soepel?


Tussen de 15 en 20 jaar ‘sluiten’ je groeischijven.

Ze worden vervangen door beencellen en daarmee stopt je lengtegroei.

 

Hoe ouder, hoe meer lijmstof eruit de botten verdwijnt.

Daardoor zijn de botten van ouderen minder buigzaam

en breken ze sneller dan bij kinderen

Slide 10 - Tekstslide

Hoe vangt je wervelkolom schokken op?


Dubbele-S-vorm : hierdoor kan de wervelkolom een beetje in elkaar geduwd worden

en weer terugveren.

* Kraakbeenschijven : tussen de wervels zitten kraakbeenschijven, deze kunnen ook een beetje ingedrukt worden, waardoor het een beetje kan veren.


Opbouw van wervels=

wervellichaam (geeft stevigheid),

wervelgat (ligt het ruggenmerg, dat bestaat uit zenuwcellen en zenuwen) en

uitsteeksels (zit een rib aanvast).

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk

Kom je er niet uit? Vraag eerst zachtjes je klasgenoot naast je.


Vragen? Kom bij mij!




timer
15:00
timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
paragraaf 1, botten van hoofdstuk 2, bewegen.

Slide 13 - Tekstslide