H6.1

Telefoon?
Voor aanvang van de les in de kluis of op eigen risico in de bak. 

Zorg dat je op tafel hebt liggen: 
- Pen;
-Rekenmachine; 
- Schrift; 
- Boek
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Telefoon?
Voor aanvang van de les in de kluis of op eigen risico in de bak. 

Zorg dat je op tafel hebt liggen: 
- Pen;
-Rekenmachine; 
- Schrift; 
- Boek

Slide 1 - Tekstslide

Programma 
  • Hoe ging de toetsweek?
  • Wat kun je deze deeltaak verwachten? 
  • Doelen van deze les 
  • Uitleg paragraaf 6.1
  • 10 minuten in stilte aan het werk
  • Bespreken vraag van de week
  • Aan het werk (keuze) 
  • Afronding van deze les 

Slide 2 - Tekstslide

Hoe ging de toetsweek?
Richt je op economie.
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Wat kun je deze deeltaak verwachten?

Deze hebben we geen economietoets. We werken aan hoofdstuk 6. 

> In deeltaak 5 hebben we een toets over hoofdstuk 6 (DT4) en hoofdstuk 5 (DT5). 

Slide 4 - Tekstslide

Doelen van deze les 
  • Je weet wat we bedoelen met productiefactoren en je kent ze ook. 
  • Je weet het verschil tussen kapitaalintensief en arbeidsintensief.
  • Je weet wat we bedoelen met toegevoegde waarde en je kunt hiermee rekenen. 
  • Je weet wat een bedrijfskolom en het doel hiervan is. 
  • Je weet wat we bedoelen met afschrijvingen en je kunt hiermee rekenen. 

Slide 5 - Tekstslide

Productiefactoren
  • Kapitaal
  • Arbeid
  • Natuur
  • Ondernemerschap
Kapitaal:
alle kapitaalgoederen waarin je geld investeert en die je langere tijd bij de productie gebruikt, zoals machines, gebouwen en voertuigen.
Arbeid:
de lichamelijke en geestelijke inspanningen die de mensen bij de productie leveren
Natuur:
Alles wat de natuur levert. Bijvoorbeeld de grond zelf, grondstoffen, aardolie en aardgas
Ondernemerschap:
de activiteiten van de ondernemer, die het productieproces organiseert en leidt.

Slide 6 - Tekstslide

Vergoeding voor de productiefactoren
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
huur, rente
loon
pacht
winst

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

In het verleden was het kanobedrijf arbeidsintensief
Arbeidsintensief:
bedrijven met hoge arbeidskosten, omdat de productie daar vooral tot stand komt door menselijke arbeid (vaak dienstverlenende bedrijven).
Arbeidsintensief of kapitaalintensief?
Tegenwoordig is het kanobedrijf kapitaalintensief
Kapitaalintensief:
bedrijven die in verhouding veel gebruik maken van kapitaalgoederen. Zij hebben ook hoge afschrijvingskosten.

Slide 10 - Tekstslide

Toegevoegde waarde: waarde wat een bedrijf toevoegt aan een product.  

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de toegevoegde waarde van de meelfabriek in euro?

tip: vergroot de afbeelding

Slide 12 - Open vraag

Bedrijfskolom
In een bedrijfskolom staan alle betrokken partijen bij de productie. 

In dit voorbeeld de productie van scooters. De consument is geen onderdeel van de productie.
Waarom niet? 

Slide 13 - Tekstslide

Rekenen met afschrijving 
Een slamachine kost €960.000. De afschrijving per maand is €20.000. Na vier jaar vervangt Albert Heijn de machine om sla te snijden. De restwaarde van de machine was €48.000 euro. Bereken hoeveel de afschrijving per maand had moeten zijn. 
Afschrijving: (aanschafprijs – restwaarde) ​ 
                              levensduur in maanden
timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide

Wat is jouw antwoord
op de vorige vraag?
antwoord
960.000 - 48.000 = 912.000 euro 
912.000 : 48 maanden = 19.000 euro 

(4 x 12 maanden = 48 maanden)

Slide 15 - Open vraag

Aan het werk 


De komende 10 minuten gaat iedereen aan het werk met deze opdrachten. Je kunt nu geen vragen stellen of overleggen. 

Maken: 2 t/m 13 (H6.1). Begin met het maken van vragen 12 en 13. Deze gaan we zo klassikaal bespreken. 
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 12
45.000 : 100 = 450 
450 x 80 = 36.000 euro 

36.000 : 5 jaar = 7.200 euro 
45.000 - 7.200 = 37.800 euro 
Vraag 13
a.
275.000 - 80.000 = 195.000 euro 
195.000 : 6 = 32.500 euro 
b. 
275.000 - 20.000 = 255.000 euro 
255.000 : 8 = 31.875 euro 

Slide 17 - Tekstslide

Keuzewerk


Je kunt aan de slag met de volgende keuzes: 

  • Huiswerk maken: 2 t/m 13 (H6.1)
  • Maken eigen samenvatting 
  • Eigen keuze: in overleg met Tobias 
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Afronding van deze les 
  • Je weet wat we bedoelen met productiefactoren en je kent ze ook.
  • Je weet het verschil tussen kapitaalintensief en arbeidsintensief.
  • Je weet wat we bedoelen met toegevoegde waarde en je kunt hiermee rekenen.
  • Je weet wat we bedoelen met afschrijvingen en je kunt hiermee rekenen. 

Slide 19 - Tekstslide

Tot volgende week!

Slide 20 - Tekstslide