Aanpassingen in dieren 6.5

AANDACHTSTREKKER!!!
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

AANDACHTSTREKKER!!!

Slide 1 - Tekstslide

6.5 aanpassingen bij dieren
1. Neem onderstaande leerdoel over in je zuidschrift.
2. start met lezen: blz 98-101



  •  Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.
timer
7:00

Slide 2 - Tekstslide

planning
1. Aantekening
2. Focus op Biologie (film)
3. Lezen 6.5
4. Verwerken in opdrachten

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 4 is je aantekening!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Wat
Eerst lezen blz 98-101
Dan maken 1-7 blz 101-104
Hoe
Hulp
Klaar?
Nakijken en verbeteren (Classroom).
Test jezelf + flitskaarten in bvj online.
1) boek blz 98-101  2) buur  3 )docent
Je mag fluisterend samenwerken met je buur. 
Gesprekken gaan alleen over de opdrachten.
  •  Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.
timer
20:00

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Waar horen honden bij?
A
hoefgangers
B
teengangers
C
zoolgangers

Slide 13 - Quizvraag

Waar horen beren bij?
A
een zoolganger
B
een top/hoefganger
C
een teenganger

Slide 14 - Quizvraag

Kijk naar het plaatje. Dit is het skelet van een rat. Een rat is een....
A
zoolganger
B
teenganger
C
hoefganger

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat eet je met welke snavel?

Slide 20 - Sleepvraag

kegelsnavel
zeefsnavel
priemsnavel
pincetsnavel
haaksnavel

Slide 21 - Sleepvraag

Welke snavel hoort bij welke set poten?

Slide 22 - Sleepvraag

Zoolganger
Hoefganger
Teenganger
Loopt op de gehele voetzool
Loopt op de tenen.
Loopt op de top van de tenen.
tenen en nagels zijn vergroeid tot hoef.

Slide 23 - Sleepvraag

Is dit dier een zoolganger, teenganger of topganger?
A
Zoolganger
B
Teenganger
C
Topganger

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Aanpassingen aan de leefomgeving
Organismen passen zich aan, aan hun leefomgeving.
Dit doen zij om de kans op overleving te vergroten.
Dit gebeurt door natuurlijke selectie/evolutie.

Je moet bij organismen kunnen uitleggen hoe zij zijn aangepast aan hun omgeving. Hierna een aantal voorbeelden

Slide 26 - Tekstslide

De mol
De mol leeft onder de grond.
Hij graaft gangen.
In deze gangen jaagt hij op regenwormen en insecten.
Het is donker in deze tunnels.
Hoe is de mol aangepast aan zijn omgeving?
(Klik de hints aan)
De mol leeft in het donker.
Is het belangrijk dat hij kan zien?
1
De mol leeft onder de grond.
Hij moet gangen graven
2
De mol leeft in het donker.
Hoe weet hij waar de regenwormen zijn?
3
De mol leeft onder de grond.
Is het handig als het dier vies/nat/koud wordt?
4

Slide 27 - Tekstslide

De mol
Hoe is de mol aangepast aan zijn omgeving?
Hij leeft onder de grond. Goede ogen zijn in het donker niet belangrijk. Hij heeft dus hele slechte ogen

De mol moet gangen  graven en heeft dus grote voorpoten waarmee hij heel goed kan graven
De mol ziet onder de grond niet. Maar hij kan heel goed voelen. Hij voelt de trillengen die diertjes maken en kan ze zo vangen.
De mol mag niet vies/nat/koud worden. Daarom heeft hij een dichte vacht waaraan het vuil en vocht zich niet makkelijk hecht

Slide 28 - Tekstslide

Skelet mol
De voorpoten zijn dus zo aangepast dat ze gemakkelijk aarde opzij kunnen schuiven
De leefomgeving bepaalt zo het bouwplan (skelet) van een dier. Dit bepaalt of zij kunnen (over)leven in een gebied

Slide 29 - Tekstslide

De uil
De uil jaagt op konijnen en muizen.
De prooidieren bewegen zich heel stil.
De prooidieren komen meestal in de schemering te voorschijn.
De prooidieren zijn heel voorzichtig: bij het kleinste geluidje vluchten ze.
Hoe heeft de uil zich aangepast aan de omgeving?
(klik op de  hints)
De uil jaagt op muizen.
Hoe weet hij waar die zijn?
1
De uil jaagt op muizen.
Hoe pakt hij ze?
2
De uil jaagt op muizen.
Hoe maakt hij ze dood?
3
De uil jaagt op muizen.
Die schrikken heel snel.
Hoe zorgt hij ervoor dat hij niet opgemerkt wordt
4
De uil jaagt op muizen.
Die komen in de schemer naar buiten.
Hoe ziet hij ze?
5

Slide 30 - Tekstslide

De reiger
Hoe is de reiger aangepast aan zijn omgeving?
Lang nek om...
Lange poten om....
Scherpe snavel om...

Slide 31 - Tekstslide

De reiger
Je kunt zien dat het bouwplan van de r
reiger hetzelfde is als dat van andere
gewervelden.
Kijk eens goed naar de halswervels:
Het zijn er net zoveel als bij de mens.

Slide 32 - Tekstslide

De uil
Hoe heeft de uil zich aangepast aan zijn omgeving?
Zeer goede oren, waarmee hij de muizen kan horen lopen
Zeer goede ogen, waarmee hij in de schemer kan zien
hele zachte veren, waardoor hij geluidloos kan vliegen.
Prooidieren horen de uil dus niet aankomen
Sterke klauwen waarmee hij zijn prooi kan vangen
Scherpe snavel, waarmee hij zijn prooi in stukken kan scheuren

Slide 33 - Tekstslide