TEST
1 / 19
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Which tense is used in the following sentence?
He always goes to school by bike.
He always goes to school by bike.
A
Past Simple
B
Present Continuous
C
Present Simple
D
Past Continuous
Slide 3 - Quizvraag
Which tense is used in the following sentence?
She is doing her homework right now.
She is doing her homework right now.
A
Past Simple
B
Present Continuous
C
Present Simple
D
Past Continuous
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
What are you doing right now?
I’m trying to unlock the door.
They are unloading the dishwasher.
He is in his bedroom doing his homework.
Ik probeer de deur van het slot te krijgen.
Hij is op zijn slaapkamer zijn huiswerk aan het maken.
Wat ben je op nu aan het doen?
Ze zijn de vaatwasser aan het uitruimen.
Slide 15 - Sleepvraag
Slide 16 - Sleepvraag
Translate into English:
gebouw
gebouw
A
tower block
B
department store
C
neighbourhood
D
building
Slide 17 - Quizvraag
Translate into English:
buitenhuisje
buitenhuisje
A
detached house
B
cottage
C
terraced house
Slide 18 - Quizvraag
Translate into English:
twee-onder-een-kapwoning
twee-onder-een-kapwoning
A
semi-detached house
B
mobile home
