BBL Tekstverbanden en signaalwoorden

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Nederlands luisteren les 3

1.1 & 1.2 

Examen luisteren: 25 oktober 

Terugblik (TOA & Instaptoets)

Lesdoelen

Aan het eind van de les:

• weet je wat een signaalwoord is. 
• kun je een signaalwoord herkennen in een zin.
• kun je een zin maken met een signaalwoord en kun je het verband benoemen. 

Zinnen en alinea's:

Signaalwoorden geven het verband aan tussen woorden, zinnen of alinea's

Tekstverbanden zijn:

opsomming

tegenstelling

conclusie

reden

Een tekst die goed is opgebouwd heeft altijd logische verbanden tussen de verschillende zinnen en alinea’s.

Opsomming

allereerst, vervolgens, daarna, ten eerste/tweede/derde.

Allereerst hadden jullie  vandaag reken les, vervolgens Nederlands van mij en daarna gaat Issam jullie weer lastig vallen.

Tegenstelling

maar, echter, hoewel, toch

Ik houd wel van winterweer maar ik zit toch liever bij de kachel. In tegenstelling tot Issam die het heerlijk vindt om in de kou te zijn.

Oorzaak-gevolg

doordat, waardoor,  als gevolg van, 

Je hebt vanmorgen de bus gemist waardoor je te laat op school bent gekomen. 

Toelichting/voorbeeld

bijvoorbeeld, zo, zoals

Jullie krijgen dit jaar verschillende examens voor Nederlands  zoals het examen 'luisteren'.

Doel-middel

daarvoor, zodat, waarvoor, daarvoor

Jullie hoeven je geen zorgen te maken voor het examen. We gaan veel oefenen zodat jullie goed voorbereid zijn. 

Conclusie

dus, kortom, hieruit blijkt, 

Dus zorg dat je op tijd op school bent en actief mee doet tijdens de lessen, dan kun je met een gerust hart het volgende examen maken. 

Aan de slag!