klas 2 opdr 31/37 + theorie afmaken par 2.3

2.3 Waarom zou je lenen?

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.3 Waarom zou je lenen?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
1. Huiswerk bespreken
2. Par 2.3 afmaken
3. Zelfstandig aan het werk

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 31

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 31
a. Minder jongeren
b. Geleend van anderen
c. Rood staan; op een jongerenrekening mag je niet rood staan

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 32

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 32
Dat kan alleen als jij verder bijna niets uitgeeft. 
Je inkomen in twee maanden:
2 x €24 = €48
Je houdt voor die twee maanden dan nog maar: 
€48 - €40 = €8 over om uit te geven/sparen. 

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 33

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 33
a. Vanaf 18 jaar ben je meerderjarig 
b. - Als je minderjarig bent, zijn je ouders aansprakelijk voor jou schulden. 
     - Als je minderjarig bent, is het best moeilijk te overzien wat de gevolgen van een lening zijn.  

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 34

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 34
a. Een maandtermijn is een vast bedrag per maand waarmee je een lening terugbetaald. 
b. De maandtermijn bestaat uit rente en aflossing. Van die €85  is een deel voor de rente en een deel voor de aflossing. 
c. Door de aflossing wordt het geleende bedrag lager. 
d. De rente is alleen een vergoeding die je betaalt omdat je het geld van de bank een tijdje mag gebruiken. 

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 35

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 35
a. Onjuist (je betaalt dan rente)
b. Juist
c. Onjuist (je schuld daalt door aflossing te betalen) 

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 36

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 36
a. Minder dan vijf jaar
b. Anders ben je je lening nog aan het afbetalen terwijl je de auto niet meer gebruikt. (Misschien heb je dan al weer geld nodig voor een andere auto) 

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 37

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 37
a. €858
b. €858 x 6 = €5.148
c. €5.148 - €5000 = €148 

Slide 16 - Tekstslide

Percentage berekenen
Percentage = deel : geheel x 100

  • Stel ik betaal € 15 rente op een bedrag van € 500.
  • Hoeveel procent bedraagt de rente?

Slide 17 - Tekstslide

zelfstandig werken 
maken opdr 38 t/m 42

Slide 18 - Tekstslide