5.4 Automatische schakelingen 3v

5.4 Automatische schakelingen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

5.4 Automatische schakelingen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • 5.4.1 Je kunt uitleggen wat de functie is van de sensor, de schakelaar en de actuator in een automatische schakeling.
  • 5.4.2 Je kunt de werking beschrijven van een transistor die wordt gebruikt als schakelaar.
  • 5.4.3 Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige schakeling met een transistor, zoals een inbraakalarm of een automatische straatlantaarn.
  • 5.4.4 Je kunt uitleggen hoe de schakelingen voor een inbraakalarm en een automatische straatlantaarn werken.

Slide 2 - Tekstslide

vandaag
- herhalen
- uitleg 5.4
- opdrachten maken 5.4
- afsluiten


Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Wat betekent LDR
A
Licht Door Resistent
B
Light Dependant Resistor
C
Ligt Daar te Rusten
D
Langs De Regenboog

Slide 6 - Quizvraag

Waarop reageert een LDR
A
op licht, hoe meer licht des te lager is de weerstand
B
op licht, hoe minder licht des te lager is de weerstand
C
op warmte, hoe meer warmte des te lager is de weerstand
D
op warmte, hoe minder warmte des te lager is de weerstand

Slide 7 - Quizvraag

Als er licht schijnt op een LDR wat gebeurt er dan
A
Niets
B
De weerstand wordt groter
C
De weerstand wordt kleiner

Slide 8 - Quizvraag

Als er warmte komt op een LDR wat gebeurt er dan
A
Niets
B
De weerstand wordt groter
C
De weerstand wordt kleiner

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent NTC
A
Niet te concentreren
B
Nader te communiceren
C
Negatief te communiceren
D
Negatieve Temperatuur Coëfficiënt

Slide 10 - Quizvraag

Waarop reageert een NTC
A
op licht, hoe meer licht des te lager is de weerstand
B
op licht, hoe minder licht des te lager is de weerstand
C
op warmte, hoe meer warmte des te lager is de weerstand
D
op warmte, hoe minder warmte des te lager is de weerstand

Slide 11 - Quizvraag

Als er warmte komt op een NTC wat gebeurt er dan
A
Niets
B
De weerstand wordt groter
C
De weerstand wordt kleiner

Slide 12 - Quizvraag

Je ziet in de afbeelding het symbool van een ......
A
NTC
B
PTC
C
LDR
D
LED

Slide 13 - Quizvraag

Welke weerstand zit er in een thermometer?
A
NTC
B
POTMETER
C
LDR
D
CONDENSATOR

Slide 14 - Quizvraag

Spanning is 230 Volt en de stroom is 10 Ampere.
Wat is de weerstand van het apparaat?
A
2,3 ohm
B
2300 ohm
C
23 ohm
D
0,04 ohm

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de weerstand als een lampje op 6V werkt en er een stroom van 200mA doorheen gaat?
A
60 ohm
B
0.06 ohm
C
30 ohm
D
0.03 ohm

Slide 16 - Quizvraag

Automatische schakeling
Een schakeling die zelfstandig een taak voor je uitvoert noem je een automatische schakeling.

3 onderdelen hiervoor nodig:
- sensor
- schakelaar
-actuator


Slide 17 - Tekstslide

Automatische schakeling
Input: Sensor meet iets

proces: Schakelaar verwerkt het signaal

Output: Actuator doet iets nuttigs


Slide 18 - Tekstslide

Transistor
Een transistor is een automatische schakelaar.
Er zijn 3 aansluitpunten: basis (B), collector (C) en emitter (E)

Slide 19 - Tekstslide

Werking transistor
Drie aansluitpunten:
1) collector (C)
2) basis (B)
3) emitter (E)
Als er een kleine stroom van B naar E loopt, dan loopt er een grote stroom C naar E

Slide 20 - Tekstslide

Geen signaal
Geen stroom van basis naar emitter —>
Geen stroom van basis naar emitter
Wel signaal
Zwakke stroom van basis naar emitter —>
Grote stroom van basis naar emitter

Slide 21 - Tekstslide

Werking transistor
Inbraak alarm

Slide 22 - Tekstslide

Hoe loopt de hoofdstroom in een transistor?
A
Van emitter naar collector
B
Van emitter naar basis
C
Van basis naar collector
D
Van collector naar emitter

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel "pootjes" heeft de transistor?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 24 - Quizvraag

Een transistor is een elektrische schakelaar. Welke 3 aansluitpunten heeft de transistor?
A
a, b, c
B
b, c, d
C
b, c, e
D
c, d, e

Slide 25 - Quizvraag

Een TRANSISTOR heeft 3 belangrijke punten: B,C,E
A
B is BASIS, C is COLLECTOR, E is ENERGIE
B
B is BASIS, C is CAPACITEIT, E is ENERGIE
C
B is B-STROOM, C is COLLECTIEF, E is EMITTER
D
B is BASIS, C is COLLECTOR, E is EMITTER

Slide 26 - Quizvraag

Hoe loopt de hoofdstroom in een transistor?
A
Van emitter naar collector
B
Van emitter naar basis
C
Van basis naar collector
D
Van collector naar emitter

Slide 27 - Quizvraag

Gaat de zoemer zoemen als de deur opengaat?
A
Nee, want dan is de drukschakelaar dicht
B
Ja, want dan is de drukschakelaar dicht
C
Nee, want dan is de drukschakelaar open
D
Ja, want dan is de drukschakelaar open

Slide 28 - Quizvraag

Wat is GEEN voordeel van de transistor t.o.v. het relais
A
klein
B
goedkoop
C
kan een grote stroom aan
D
weinig energie

Slide 29 - Quizvraag

Even samengevat
Een transistor is een automatische schakelaar.

Er zijn 3 aansluitpunten: basis (B), collector (C) en emitter (E)
Als er een kleine stroom van B naar E loopt, dan loopt er een grote stroom C naar E.

De voordelen van een transistor: goedkoop, kleinen gebruiken weinig energie.
De nadelen van een transistor: er kan geen grote stroom door en is minder veilig doordat er maar één stroomkring is

Slide 30 - Tekstslide