Leenstelsel

Wat gaan wij vandaag doen?
  1. We kijken even terug naar de vorige les.
  2. Dan herhalen wij het leenstelsel.
  3. vervolgens bekijken wij een film over de Vikingen.
  4. Tenslotte kijken wij naar het huiswerk.
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Wat gaan wij vandaag doen?
  1. We kijken even terug naar de vorige les.
  2. Dan herhalen wij het leenstelsel.
  3. vervolgens bekijken wij een film over de Vikingen.
  4. Tenslotte kijken wij naar het huiswerk.

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van vorige les?
Frankische Rijk

Slide 2 - Woordweb

Het leenstelsel

Slide 3 - Tekstslide

4

Slide 4 - Video

01:31
Sleep naar de juiste persoon
Leenheer
Leenman
Mag gebied gebruiken
Krijgt soldaten in geval van oorlog
Geeft advies en hulp
Bestuurt het hele rijk

Slide 5 - Sleepvraag

02:05
Tijdens de leenhulde hebben de leenheer en de leenman elkaars handen vast. Hoe doe ze dat?
A
De leenman heeft zijn handen om die van de leenheer.
B
De leenheer heeft zijn handen om die van de leenman.
C
Zij hebben hun handen om en om vast.
D
Zij hebben hun handen gebald.

Slide 6 - Quizvraag

02:05
Wat betekent het dat de leenheer zijn handen om die van de leenman doet?
Leenhulde

Slide 7 - Woordweb

01:31
Wie is de eigenaar van het gebied dat door een leenman bestuurt wordt?
A
een graaf
B
een leenman
C
de leenheer
D
een hertog

Slide 8 - Quizvraag

Aan wie zweerde de lagere adel trouw?
A
Aan de koning
B
Aan hun hertog of graaf

Slide 9 - Quizvraag

Wat waren na verloop van tijd voor de koning 2 nadelen van het leenstelsel?
A
De koning kreeg ruzie met de edelen.
B
De titels van hertogen en graven werden erfelijk.
C
De lagere adel had niet aan de koning trouw beloofd.
D
Er kwamen steeds meer edelen.

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Welke landen hebben de Vikingen ontdekt?

Slide 12 - Woordweb

Huiswerk nakijken

Slide 13 - Tekstslide


Opdracht 1a
Met de keizerskroning maakte de paus duidelijk dat het Frankische Rijk de opvolger was van 
A
Het Romeinse Rijk
B
Het Oost-Romeinse Rijk
C
Het West-Romeinse Rijk
D
Het Gotische Rijk

Slide 14 - Quizvraag


Opdracht 1a
Met de keizerskroning maakte de paus duidelijk dat Karel de Grote de opvolger was van
A
De koningen van de Goten
B
De Romeinse keizers
C
De vorige koning van de Franken
D
zijn vader

Slide 15 - Quizvraag


Opdracht 1b 
Een hertog werd eigenaar van een hertogdom.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag


Opdracht 1b 
Hertogen en graven waren hoge edelen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag


Opdracht 1b 
Leenheren legden een eed van trouw af aan de leenman.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag


Opdracht 1b 
in het leenstelsel gaf de leenheer de heerschappij over gebieden aan de leenmannen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Bruikbaarheid en betrouwbaarheid van bronnen
De volgende vragen gaan over de bruikbaarheid en de betrouwbaarheid van bronnen:

  • Bruikbaarheid = kan je de bron gebruiken om iets aan te tonen.
  • Betrouwbaarheid = kan je de bron vertrouwen, klopt het wel.

Slide 20 - Tekstslide


De schrijver was adviseur van Karel. Hij schreef het boek in het jaar 830.
Is deze bron BRUIKBAAR als je iets over de kroning van Karel wilt weten?
A
JA
B
NEE

Slide 21 - Quizvraag

Waarom is het boek van Einhard BRUIKBAAR?

Slide 22 - Woordweb


De schrijver was adviseur van Karel. Hij schreef het boek in het jaar 830.
Is deze bron BETROUWBAAR als je iets over de kroning van Karel wilt weten?
A
JA
B
NEE

Slide 23 - Quizvraag

Waarom is het boek van Einhard BETROUWBAAR?

Slide 24 - Woordweb


De schilder Fouquet heeft dit schilderij omstreeks 1455 geschilderd.
Hoeveel jaar is dat na de kroning van Karel de Grote in het jaar 800?
A
545 jaar
B
745 jaar
C
455 jaar
D
655 jaar

Slide 25 - Quizvraag


Is dit schilderij van Fouquet volgens jou een betrouwbare bron?
A
JA
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Waarom is dit schilderij NIET BETROUWBAAR als bron?

Slide 27 - Woordweb

Opdracht 3a - Vul het schema in:
Lage edele A
Hertog
Lage edele B
Koning
Lage edele C
Graaf
Lage edele D

Slide 28 - Sleepvraag


A Leenmannen behandelden hun gebied als hun bezit.
B Leenmannen gingen de geleende gebieden zelfstandig besturen.
C De macht van leenmannen over hun gebieden werd erfelijk.
D Na Karel de Grote kwamen zwakke Frankische koningen.
Feit A is een gevolg van feit
A
feit A
B
feit B
C
feit C
D
feit D

Slide 29 - Quizvraag


A Leenmannen behandelden hun gebied als hun bezit.
B Leenmannen gingen de geleende gebieden zelfstandig besturen.
C De macht van leenmannen over hun gebieden werd erfelijk.
D Na Karel de Grote kwamen zwakke Frankische koningen.
Feit ........ is een oorzaak van feit B.
A
feit A
B
feit B
C
feit C
D
feit D

Slide 30 - Quizvraag


A Er waren ruzies en oorlogen tussen koningen, hoge adel en lage adel.
B Hoge en lage edelen gingen hun gebied steeds zelfstandiger besturen.

A
feit A = oorzaak feit B = gevolg
B
feit B = oorzaak feit A = gevolg

Slide 31 - Quizvraag


A Leenmannen behandelden hun gebied als hun bezit.
B Leenmannen gingen de geleende gebieden zelfstandig besturen.
C De macht van leenmannen over hun gebieden werd erfelijk.
D Na Karel de Grote kwamen zwakke Frankische koningen.
Feit C is een gevolg van feit ...........
A
feit A
B
feit B
C
feit C
D
feit D

Slide 32 - Quizvraag


Na de dood van Karel de Grote was Europa 2 eeuwen lang erg onveilig.
Waardoor was het onveilig? 2 keuzes maken!
A
Door de invallen van de Hunnen
B
Door onderlinge oorlogen (verdeeldheid)
C
Door oorlogen met andere landen
D
Door de invallen van de Vikingen

Slide 33 - Quizvraag

Leg uit:
Waarom werden na de dood van Karel de Grote kastelen en ridders steeds belangrijker?

Slide 34 - Woordweb

Vikingen plunderen Dorestad
loopplank
plundering
plunderaar met helm en horens
drakekop
brandende huizen
Zeil
muzikant-dichter

Slide 35 - Sleepvraag

jaar 900
jaar 1285
Welke verschillen zie je?

Slide 36 - Woordweb

jaar 900
jaar 1285
Welke overeen-komsten zie je?

Slide 37 - Woordweb

Eenheid in Europa: toen en nu
Wat zijn de overeenkomsten?
A
politieke en economische eenheid
B
De manier waarop de eenheid tot stand kwam
C
de manier van besturen
D
eenzelfde munt in het gebied

Slide 38 - Quizvraag

Eenheid in Europa: toen en nu
Wat zijn de verschillen?
A
politieke en economische eenheid
B
De manier waarop de eenheid tot stand kwam
C
de manier van besturen
D
eenzelfde munt in het gebied

Slide 39 - Quizvraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 40 - Woordweb

Hoe vond je deze les?

Slide 41 - Woordweb