Theme 5 BBL 4

Theme 5
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Theme 5

Slide 1 - Tekstslide

Today:
- Herhaling les 1
- The English Speaking World
- Ex 4
- Lezen / Reading
- Video
- Ex 15
- Video
- Online homework

Slide 2 - Tekstslide

Workbook page 29
Textbook page 86-87
- You get some time to fill in:
    ex: 4

timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Textbook page 87
- We will read this text toghether and at the end of this lesson you will hear  what the homework is.


English how did it get so big

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Workbook page 34, ex 15

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Homework:
- Ga naar Stepping Stones online via Magister, leermiddelen. 
- Gebruik Chrome
- Klik op Theme 5 in de grijze balk.
- Klik op: 
C Reading 
en maak:

Slide 8 - Tekstslide

Online les 2
- Check Homework: C reading online!!!!
- Today: online ex D speaking and writing. See next slide.
- Explanation Grammar 9 / 10
- Quiz 
- Homework

Slide 9 - Tekstslide

To do later:
- Go to Stepping Stones online, Theme 5
- Click on D Speaking and Writing.
- Ex: 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Grammar 9 / 10
Je maakt een samengestelde zin door 2 enkelvoudige zinnen aan elkaar te plakken met een voegwoord.

Slide 12 - Tekstslide

Grammar 9 / 10
In een complexe zin word er in de 2 aparte zinsdelen geen complete gedachte overgebracht. 
Je maakt een complexe zin door een hoofdzin te combineren met 1 of 2 bijzinnen.
Je gebruikt hiervoor andere voegwoorden. leer deze uit je hoofd!

Slide 13 - Tekstslide

Grammar 9 / 10
Als je extra informatie wilt geven over een persoon, dier of ding gebruik je een betrekkelijke bijzin. Dat is in het Engels meestal:
Grammar 10:  Who / Which / That
Als je de betrekkelijke bijzin kunt weglaten zonder dat de betekenis verandert gebruik je: who/which

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Sarah listens to the radio.....she does her homework
A
when
B
or
C
nor

Slide 16 - Quizvraag

My dad usually makes dinner.....he is a good cook.
A
since
B
after
C
nor

Slide 17 - Quizvraag

Welk voegwoord moet hier staan?

Slide 18 - Open vraag

Welk voegwoord moet hier staan?

Slide 19 - Open vraag

They were hungry....they hadn't had time to eat.
A
when
B
for
C
so
D
or

Slide 20 - Quizvraag

Dad had breakfast ......he had taken his shower.
A
after
B
but
C
although
D
nor

Slide 21 - Quizvraag

Welk voegwoord moet hier staan?

Slide 22 - Open vraag

Who / Which / That
Grammar 10

Slide 23 - Tekstslide

Kies uit een betrekkelijke bijzin: who / which / that

Slide 24 - Open vraag

Kies uit een betrekkelijke bijzin: who / which / that

Slide 25 - Open vraag

Welke betrekkelijke bijzin is juist?
A
that
B
which

Slide 26 - Quizvraag

Welke betrekkelijke bijzin is juist?
A
who
B
that

Slide 27 - Quizvraag

Kies uit een betrekkelijke bijzin: who / which / that

Slide 28 - Open vraag

Kies uit een betrekkelijke bijzin: who / which / that

Slide 29 - Open vraag

Kies uit een betrekkelijke bijzin: who / which / that

Slide 30 - Open vraag

Here ends lesson 2
Homework:
- D Speaking and Writing.
- Ex: 

Slide 31 - Tekstslide