Fictie, blok 2 (klas 1)

Fictie, blok 2 (klas 1)

Wat gaan jullie vandaag doen? 

• Jullie krijgen instructie (fictie, blok 2). 
• Jullie gaan de opdrachten van fictie maken. 
• Klaar? Dan ga je in je boek lezen

Lesdoelen

Na deze paragraaf:

• begrijpen jullie wat fictie en wat non-fictie is;
• kunnen jullie voorbeelden geven van vormen van fictie en non-fictie;
• kunnen jullie een mening geven over een verhaal door beoordelingswoorden te gebruiken.

Fictie en non-fictie

Fictie --> verzonnen verhalen

Non-fictie --> Teksten en beelden over de werkelijkheid

Fictie en non-fictie (2)

Fictie --> verzonnen verhalen. De schrijver fantaseert: heeft alles zelf bedacht. --> leesboek, stripverhaal, gedicht, film, televisieserie, musical, game.

Non-fictie --> verhalen over de werkelijkheid.

De schrijver heeft het verhaal niet verzonnen, het is echt gebeurd. --> krantenbericht, tijdschriftartikel, schoolboek, informatief boek, jeugdjournaal, tekst op Wikipedia 

Schrijvers vertellen dingen die echt gebeurd zijn

1. Fictie
2. non- fictie

Het is bedacht

1. Fictie
2. non- fictie

Schrijvers verzinnen verhalen

1. Fictie
2. non- fictie

Het jeugdjournaal is een voorbeeld van

1. Fictie
2. non- fictie

Beoordelingswoorden

Als je uitlegt wat er met jou gebeurt als je een verhaal leest, dan gebruik je beoordelingswoorden. Hieronder staat een lijst met voorbeelden van zulke woorden. Ze staan in paren naast elkaar. Telkens twee woorden die tegenover elkaar staan.

begrijpelijk --> onbegrijpelijk     

bekend--> onbekend                    

echt-->  onecht                               

gevoelig --> niet gevoelig         

grappig --> droevig                    

griezelig --> niet griezelig      

herkenbaar --> onbekend      

oninteressant

kan ik me voorstellen

kan ik me niet voorstellen

kinderachtig

voor mijn leeftijd

laat me meeleven

zegt me niets

leerzaam

niet leerzaam

moeilijk

makkelijk

opgewekt

zielig

spannend

saai

‘Dit verhaal doet iets met me.’ Dat betekent:

1. Dit verhaal kende ik al
2. Door dit verhaal voel ik iets

Beoordelingswoorden (2)

Als je een beoordelingswoord gebruikt, moet je kunnen uitleggen waarom je het gebruikt. Je uitleg begint vaak met want of omdat.

Bijvoorbeeld: 

Ik vind het verhaal spannend, omdat de hoofdpersoon in gevaar is. Ik ben benieuwd hoe het afloopt.

Bij een beoordelingswoord hoort een

1. uitleg
2. vraag

Een zin met een uitleg begint meestal met

1. hoe of zodat
2. omdat of want

Aan de slag! 

• Je gaat de opdrachten van fictie, blok 2 maken. 
• Klaar? dan ga je lezen in je boek.