Financieel 1 les 3

Financieel 1
Les 3
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkoopcijfersMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Financieel 1
Les 3

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
Week 1: H4.1 & 4.2
Week 2: H4.3
Week 3: H4.4
Week 4: H4.5
Week 5: H.6
Week 6: H5.1 & 5.2
Week 7: 5.3
Week 8: 5.4
Week 9: Afronding & oefentoets

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn kosten?

Slide 3 - Open vraag

Kosten
De kosten vertegenwoordigen de geldwaarde van alles wat je inbrengt in een bedrijf om een product of dienst voort te brengen.

Loonkosten
Inkoopwaarde van ingekochte goederen
Reclamekosten
Huur winkelpand

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn soorten kosten die je hebt als ondernemer in de retail?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Financieel 1
Vaak wordt gedacht: goede verkoopcijfers zijn hoge verkoopcijfers.. Maar zelfs met heel hoge verkoopaantallen kun je verlies lijden als je de kosten niet in de hand hebt of als de verkoopprijs te laag is.

In deze lessenserie gaan we bezig met Financieel

Slide 7 - Tekstslide

Boek Financieel 1
Opdrachten maken in boek
of digitale leeromgeving

Slide 8 - Tekstslide

Nut van deze les
Aan het einde van de les..

.. weet je het verschil tussen directe en indirecte kosten.
.. leer je wat primitieve opslagmethodes zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Financieel beleid
Financieel beleid heeft alles te maken met inzicht in de cijfers van je bedrijf. 
En met het nemen van beslissingen op basis van die cijfers

Hoe hoog zijn de kosten? Kan ik de kosten verlagen? Wanneer maak ik nog winst?

Slide 10 - Tekstslide

Planning
Periode 1: H1&2
Periode 2: H3
Periode 3: H4&5
Periode 4: H5&6

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Verkoopprijs berekenen
In je verkoopprijs houd je rekening met de kosten per stuk. De kosten moeten in verhouding staan tot de opbrengsten en winst. Anders maak je verlies.

Hoe je dat doet? Dat gaan we leren in hoofdstuk 4

Slide 13 - Tekstslide

Kostensoorten
Handel is het inkopen van goederen om deze te verkopen voor een hogere prijs.
Naast de inkoopwaarde van de omzet maak je nog andere kosten. Die kosten kan je indelen naar soorten kosten

Met goed ingedeelde kosten houd je beter overzicht over het geld dat je uitgeeft. 

Slide 14 - Tekstslide

Kosten
De kosten vertegenwoordigen de geldwaarde van alles wat je inbrengt in een bedrijf om een product of dienst voort te brengen.

Loonkosten
Inkoopwaarde van ingekochte goederen
Reclamekosten
Huur winkelpand

Slide 15 - Tekstslide

Verspillingen
Kosten zijn noodzakelijk. Verspillingen niet. 

Offer je meer geld en tijd op dan noodzakelijk, dan is dit een verspilling.

Hoe meer verspilling.. hoe minder nettowinst.

Slide 16 - Tekstslide

Constante en variabele kosten
Behalve de soort kosten, kan je ook kijken naar de aard van de kosten.

De indeling in constante en variabele kosten is gebaseerd op de aard van de kosten: 
hangen ze af van hoeveel je verkoopt of niet?

Slide 17 - Tekstslide

Constante (vaste) kosten
Sommige kosten heb je al wanneer je nog geen enkel product verkocht hebt. 

-> huisvestingskosten
-> rentekosten van een lening
-> motorrijtuigenbelasting voor de bestelauto

Slide 18 - Tekstslide

Constante kosten
Constante kosten zijn constant voor een bepaalde periode. In principe zijn de constante kosten niet afhankelijk van de hoeveelheid verkochte artikelen

Constante kosten kunnen wel veranderen, na bijvoorbeeld een uitbreiding van de winkel, meer vast personeel of een nieuw kassasysteem.

Slide 19 - Tekstslide

Variabele kosten
Variabele kosten lopen op naarmate je meer verkoopt. Ze varieren met de omvang van de verkoop of productie.

-> inkoopkosten
-> verzendkosten webshop
etc. etc.

Slide 20 - Tekstslide

Les 2: Directe en indirecte kosten
Kosten kun je ook verdelen in directe en indirecte kosten. 

Bij deze indeling is de vraag: 
-> Kun je de kosten duidelijk aan een product (of productgroep) koppelen? 
-> En kun je dan genoeg aan dat product verdienen? 
-> Voor welke prijs kun je dit product verkopen?
-> Kun je met de verkoopprijs de kosten dekken? Is er dan nog winst?

Slide 21 - Tekstslide

Directe en indirecte kosten
Van sommige kosten weet je wat voor welk product je ze maakt. Van andere kosten is minder snel duidelijk hoe ze samenhangen met de producten die een bedrijf maakt of verkoopt. 

Directe kosten zijn kosten waarbij duidelijk is welk product of welke afdeling ze horen.
Indirecte kosten zijn kosten waarbij je geen rechtstreeks verband kunt leggen met het artikel of afdeling waarvoor ze gemaakt zijn.

Slide 22 - Tekstslide

Directe kosten
Directe kosten zijn kosten waarbij duidelijk is welk product of welke afdeling ze horen.

Als iemand bijv. een uur bezig is met het maken van een product.
Directe kosten zijn eenvoudig in de kostprijs van een product op te nemen.

Slide 23 - Tekstslide

Indirecte kosten
Indirecte kosten zijn kosten waarbij je geen rechtstreeks verband kunt leggen met het artikel of afdeling waarvoor ze gemaakt zijn.

Denk aan huisvestigingskosten, telefoonkosten, reclamekosten, kosten van een accountant, kosten van management etc. etc.

Slide 24 - Tekstslide

Indirecte kosten en kostprijs product
Wanneer je veel verschillende producten verkoopt, is het lastig om de kostprijs te berekenen. Daarnaast is het lastig om indirecte kosten te koppelen aan verschillende producten, artikelgroepen of afdelingen.

Een manier om de indirecte kosten toe te rekenen aan een artikel is het verhogen van de directe kosten met een bepaald percentage.
Het percentage waarmee je de directe kosten verhoogt, noem je het opslagpercentage voor de indirecte kosten.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Op zaterdag ochtend wordt er schoongemaakt bij de Appie. Zijn dit directe of indirecte kosten?

Slide 27 - Open vraag

Opslagmethoden
Omdat er geen direct verband is tussen een specifiek artikel en de indirecte kosten is het lastig om deze kosten aan een artikel of afdeling toe te rekenen. In de detailhandel kun je twee verschillende methode gebruiken om indirecte kosten toch mee te rekenen bij het bepalen van een kostprijs:

1. De primitieve of eenvoudige opslagmethode
2. De verfijnde opslagmethode. 

Slide 28 - Tekstslide

Primitieve opslagmethode
De primitieve opslagmethode is overzichtelijk en vergt minder rekenwerk dan de verfijnde opslagmethode.

De primitieve opslagmethode is in het algemeen minder nauwkeurig dan de verfijnde opslagmethode.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Directe en indirecte kosten

Slide 31 - Tekstslide

Les 3: Primitieve opslagmethode
Als ondernemer heb je te maken met indirecte kosten. Dat zijn kosten die moet maken zonder dat je direct kunt zeggen voor welk product je ze maakt. 
De primitieve opslagmethode is een methode waarbij je met slechts een opslagpercentage de indirecte kosten aan een product toegerekend. Op die manier verdeel je dan de indirecte kosten over de verschillende producten die je verkoopt.

Als je snel en eenvoudig een opslagpercentage wilt berekenen, dan gebruik je de primitieve opslagmethode. Je kunt hierbij drie verschillende formules toepassen. Je gebruikt hierbij de indirecte kosten van de voorgaande jaren.

Slide 32 - Tekstslide

3 manieren om het opslagpercentage vast te stellen en te berekenen.
Als een percentage van de inkoopwaarde van de omzet

Als een percentage van de directe loonkosten

Als een percentage van het totaal van alle directe kosten

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Er zijn drie
formules
die je kan
gebruiken!
De kostprijs
is afhankelijk
van de
opslagmethode

Slide 36 - Tekstslide





De totale kosten
verschillen dus
per opslagmethode

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Richtlijn voor het kiezen van een opslagpercentage
Hoe groter het aandeel van de indirecte kosten is, hoe belangrijker een zorgvuldige toerekening van die kosten aan de producten wordt.

Kies de opslagpercentage die het meeste verband heeft met de indirecte kosten.
Optie 1: Inkoopwaarde product: Inkopen en doorverkopen van producten
Optie 2: Loonkosten: Veel loonkosten door managers of administratief personeel
Optie 3: Directe kosten: Als directe kosten ongeveer even hoog zijn als de indirecte kosten kies je deze.

Slide 39 - Tekstslide

Kostenverdeelstaat
Met behulp van een kostenverdeelstaat kun je inzicht krijgen hoe je de juiste opslagmethode kiest.

De kostenverdeelstaat is een schematisch overzicht dat met verdeelsleutels aangeeft hoe de totale kosten worden toegerekend aan de eindproducten of diensten.

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Slide 42 - Tekstslide

Aandachtspunten bij de primitieve opslagmethode

Bij het berekenen van een opslagpercentage ga je uit van de indirecte kosten van het voorgaande jaar
Hoe hier dus rekening mee als er veel veranderingen zijn gebeurt (zoals een groter pand of extra personeel).
Daarnaast kunnen er prijswijzigingen of hogere loonkosten zijn ontstaan.

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 11 t/m 15

Slide 45 - Tekstslide

Doel behaald van deze les?
Aan het einde van de les..

.. weet je het verschil tussen directe en indirecte kosten.
.. leer je wat primitieve opslagmethodes zijn.

Slide 46 - Tekstslide

Challenge 3

Maak opdracht 11 t/m 15



Slide 47 - Tekstslide