3.3 (in)directe kosten en prim opslag JNLS

2e periode 
directe kosten en indirecte kosten

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

2e periode 
directe kosten en indirecte kosten

Slide 1 - Tekstslide

Deze week
- Primitieve opslagmethode

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn directe kosten?

Slide 3 - Open vraag

Wat zijn indirecte kosten?

Slide 4 - Open vraag

De doelen



- Je kan uitleggen wat directe en indirecte kosten zijn.
Je kan het indirecte opslagpercentage uitrekenen. 

Slide 5 - Tekstslide

Directe en indirecte kosten
Uitgangspunt hierbij is of je de kosten direct kunt verbinden aan een bepaald product. 
is dat zo, dan zijn het directe kosten. Is dit niet zo vallen ze onder de indirecte kosten

Slide 6 - Tekstslide

Directe kosten
Deze zijn dus direct toe te kennen aan een product. De inkoopkosten van een artikel vallen hieronder, maar ook bijvoorbeeld de verpakking of tijd dat personeel kwijt is aan eventuele aanpassingen aan het product.

Slide 7 - Tekstslide

Indirecte kosten
dit zijn kosten waarmee je niet een rechtstreeks verband met een product (of afdeling) kunt leggen. 
Om deze kosten toch door te kunnen rekenen in de verkoopprijs kun je gebruik maken van een opslagpercentage voor de indirecte kosten. Dit percentage doe je bovenop de inkoopprijs of directe kosten om tot een kostprijs te komen. 

Slide 8 - Tekstslide

Opslagpercentage indirecte kosten
In de detailhandel kun je op twee manieren werken met zo'n opslagpercentage:
- de primitieve opslagmethode
- de verfijnde opslagmethode (volgende week)

Slide 9 - Tekstslide

Primitieve opslagmethode
Door de indirecte kosten in verhouding tot andere kosten te zetten kun je een opslagpercentage berekenen om deze indirecte kosten door te berekenen in de kostprijs van een artikel.
In de detailhandel wordt dit vaak op drie verschillende manieren toegepast:
- Als een percentage van de Inkoopwaarde omzet (= grondstofkosten)
- Als een percentage van de directe loonkosten
- Als een percentage van de totale directe kosten

Slide 10 - Tekstslide

Primitieve opslagmethode

Slide 11 - Tekstslide

Zoek op: Wat wordt er bedoeld met overheadkosten?

Slide 12 - Open vraag

de overheadkosten van een kledingwinkel bedragen €125.000,- De Inkoopwaarde omzet is €345.000,- Bereken het opslagpercentage voor de indirecte kosten. Geef ook je berekening.
A
2,76%
B
36,2%
C
36,3%
D
36%

Slide 13 - Quizvraag

nu heb je het opslagpercentage, maar wat nu?



Indirecte kosten in € per product= 
directe kosten in €  x opslagpercentage indirecte kosten

Kostprijs per product = directe kosten (€) + indirecte kosten (€)

Slide 14 - Tekstslide

de overheadkosten van een kledingwinkel bedragen €125.000,- Daarnaast zijn er nog €50.000 indirecte administratiekosten. De Inkoopwaarde omzet is €280.000,- Bereken het opslagpercentage voor de indirecte kosten als er een verband is met de totale directe kosten. Geef ook je berekening.
A
62,5%
B
17,86%
C
44,64%
D
36%

Slide 15 - Quizvraag

De doelen



-Je kan het indirecte opslagpercentage uitrekenen. 

Slide 16 - Tekstslide

Stappenplan voor berekenen kostprijs via primitieve methode:

Stap 1:
Bereken het opslagpercentage
Stap 2:
Bereken de indirecte kosten per stuk
Stap 3:
Tel de directe en indirecte kosten bij elkaar op

Slide 17 - Tekstslide

Rekenvoorbeelden:
We gaan nu een aantal rekenvoorbeelden doornemen

Slide 18 - Tekstslide

Bij Flowers zijn de totale indirecte kosten €75.000. Directe kosten zijn €375.000. De inkoopwaarde van 1 roos is €3,50. Er is een verband is met de totale directe kosten.Wat is de kostprijs? (incl berekening)

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Bakkerij Smulpaapje heeft de volgende kosten:
directe loonkosten €150.000
directe materiaalkosten €180.000
indirecte administratiekosten €85.000
overheadkosten €80.000
Er een verband is met de totale directe kosten. bereken het opslagpercentage voor de indirecte kosten.

Slide 21 - Open vraag

Het opslagpercentage is 50% (vraag A)
Voor de productie van 1 meergranenbrood is nodig: €0,80 grondstofkosten en €0,40 loonkosten.
Bereken de kostprijs.

Slide 22 - Open vraag

De kostprijs is €1,80 (vraag B). De verkoopkosten zijn 10% van de verkoopprijs en de winstmarge is 30%. Hoeveel procent is de kostprijs als percentage van de verkoopprijs?

Slide 23 - Open vraag

De kostprijs is €1,80 (vraag B). Deze kostprijs is 60% van de verkoopprijs. Hoeveel euro bedraagt de verkoopprijs?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Video

Slide 26 - Tekstslide

is fout, moet € 375.000 zijn.
antwoord is wel goed...

Slide 27 - Tekstslide

Anne verzorgt ook bedrijfsbijeenkomsten, ze levert dan bloemen voor bedrijven die een feestelijke bijeenkomst hebben. Dat kost haar €120 aan loon en ze koopt dan voor €500 bloemen in. Wat is de kostprijs als je de verschillende opslagpercentages op deze gegevens toepast?

Slide 28 - Tekstslide

Nu ook in een schema:

Slide 29 - Tekstslide

Nu ook in een schema:

Slide 30 - Tekstslide

Welke opslagpercentage kies je voor?
Je kijkt met welke kosten deze indirecte kosten het meest verband houden. Als deze kosten het meest verband houden met de inkoop kies je voor voor de IWO. Is het vooral gerelateerd aan loonkosten kies je die. Als je hier niet een duidelijke keuze kunt maken kies je voor de totale directe kosten.  

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Constant en variabel
vs
Direct en indirect:

Slide 33 - Tekstslide

Constant en variabel
vs
Direct en indirect:

Slide 34 - Tekstslide

Kostenverdeelstaat
Met behulp van een kostenverdeelstaat kun je de indirecte kosten beter verdelen over verschillende afdelingen of productgroepen. Hiermee kun je veel nauwkeuriger de indirecte kosten aan de juiste afdeling of productgroep koppelen en dus ook de juiste opslagpercentages berekenen.  

We bekijken deze weer met een rekenvoorbeeld (blz 94 & 95)

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Bij het berekenen van deze opslagpercentage maak je gebruik van budgettering (schatting) Dit kan natuurlijk veranderen. Dit kan ook betekenen dat je het percentage aan moet passen!

Slide 39 - Tekstslide

Huiswerk deze week
Opgaven 11 t/m 21 uit het boek

Slide 40 - Tekstslide

De doelen behaald?
-Inzicht in de directe en indirecte kosten en hoe deze te gebruiken 
-Verschil begrijpen tussen:
de directe/indirecte kosten  &  de constante/variabele kosten
-Rekenen met de primitieve opslagmethode
-Rekenen met de kostenverdeelstaat

Slide 41 - Tekstslide