W 12 Grammatik 2 vbp

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Ich fahre (naar) meiner besten Freundin.

Slide 3 - Open vraag

Im Sommer fahren wir (naar) Südfrankreich.

Slide 4 - Open vraag

Warum kannst du nicht (bij) mir schlafen?

Slide 5 - Open vraag

Willst du noch (naar) dem Supermarkt?

Slide 6 - Open vraag

An der Ampel müssen wir (naar) rechts fahren.

Slide 7 - Open vraag

Wie komme ich (naar) die Türkei?

Slide 8 - Open vraag

Ruth und Lisa sind (bij) ihrer Tante.

Slide 9 - Open vraag

Alle Passagiere müssen (naar) dem Flughafen.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Vul de juiste persoonsvorm in!
Peter ...... Pilot.

Slide 12 - Open vraag

Wann .......... du endlich wach?

Slide 13 - Open vraag

Frau Schmidt, Sie ....... das Projekt leiten.

Slide 14 - Open vraag

Ich bin Siegerin ............. .

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Maak het voltooid deelwoord.
(kaufen) Mein Vater hat ein Auto ....... .

Slide 17 - Open vraag

(kochen) Wir haben Suppe .........

Slide 18 - Open vraag

(wohnen) Er hat in Spanien ....... .

Slide 19 - Open vraag

(installieren) Hast du die Anlage ...... ?

Slide 20 - Open vraag

(lesen) Ich habe ein Buch ..... .

Slide 21 - Open vraag

(bleiben) Sie sind zu Hause ....... .

Slide 22 - Open vraag

(nehmen) Hast du den Käse ........ ?

Slide 23 - Open vraag

(fahren) Die Klasse ist nach Köln ...... .

Slide 24 - Open vraag

(sprechen) Ramin hat viel ...... .

Slide 25 - Open vraag


Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Übung
Voeg de zinnen aan elkaar en maak de juiste woordvolgorde.

Slide 29 - Tekstslide

(maar) Es gibt Eis. Ich mag kein Eis.

Slide 30 - Open vraag

(of) Ich bleibe zu Hause. Ich bin krank.

Slide 31 - Open vraag

(en) Ich esse Brot. Ich trinke Milch.

Slide 32 - Open vraag

(als) Ich gehe nicht schwimmen. Du willst nicht.

Slide 33 - Open vraag

(dat) Ich denke. Die Hausaufgaben sind schwer.

Slide 34 - Open vraag

(want) Mein Bruder ist sauer. Sein Fahrrad wurde gestohlen.

Slide 35 - Open vraag

ENDE

Slide 36 - Tekstslide