woordenschat

Wat betekent uitsluitend?
A
gesloten
B
alleen maar
1 / 10
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat betekent uitsluitend?
A
gesloten
B
alleen maar

Slide 1 - Quizvraag

Wat betekent de opvatting?
A
het begrip
B
een mening

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent diverse?
A
verschillende
B
goederen

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent bereikbaar zijn?
A
ergens bij kunnen komen
B
handig zijn
C
lenig zijn

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent intensief
A
als je goede ideeën hebt
B
handig
C
als je ergens veel tijd en aandacht aan geeft

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent elders?
A
eigenwijs
B
anders
C
ergens anders

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent m.b.v.
A
met boeren vermaken
B
met behulp van
C
met belang van
D
met bereik van

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent bewust?
A
per ongeluk
B
zelfverzekerd
C
belangrijk
D
als je heel goed weet wat je doet

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent voorzien zijn van?
A
hebben
B
krijgen
C
verraden
D
paranormaal begaafd zijn

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent nauwelijks?
A
eng
B
strak
C
bijna geen/niet
D
benauwd

Slide 10 - Quizvraag