thema 3 hoofdstuk 4

thema 3 hoofdstuk 4
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

thema 3 hoofdstuk 4

Slide 1 - Tekstslide

Even opwarmen...

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Formeel taalgebruik
  • Formeel taalgebruik is netjes 
  • De toon is beleefd
  • Gebruik je officiele documenten, zakelijke tekst, aanmelding bij de huisarts, journaal
  • Is vaak een onbekende 
  • Je spreekt diegene aan met 'u'

Slide 4 - Tekstslide

Informeel taalgebruik
  • Informeel taalgebruik is wat 'losser'
  • Mag spreektaal gebruikt worden
  • Zoals je tegen je ouders of vrienden praat
  • Bijvoorbeeld een persoonlijke brief, whats app bericht, series voor jongeren


Slide 5 - Tekstslide

Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik
Wat leuk dat
jullie naar de
film gaan.
Zou u het raam
kunnen sluiten?
Mag ik u
iets vragen?
Wil je limonade?

Slide 6 - Sleepvraag

Sleep de zinnen naar het goede vak.
formeel
informeel
Dank u allen voor uw komst.
Wat leuk dat je er bent.
Ik neem spoedig contact met u op.
Hé, ik laat het je snel weten.

Slide 7 - Sleepvraag

Formeel of informeel?
Een docent
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 8 - Quizvraag

Is de zin formeel of informeel?
"Hé man, wacht effe, niet zo dringen!"

Slide 9 - Open vraag

Is dit formeel of informeel?
Met vriendelijke groet,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 10 - Quizvraag

formeel of informeel?

Ben je klaar? Goed gedaan hoor!
A
formeel
B
informeel

Slide 11 - Quizvraag

Formeel of informeel?
Jouw opa of oma
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 12 - Quizvraag

Formeel of informeel:
Kom een keertje langs, man!
A
Formeel
B
Informeel

Slide 13 - Quizvraag

Is dit formeel of informeel?
Laat je snel iets van je horen?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 14 - Quizvraag

Is deze zin formeel of informeel?
Kunt u de vraag herhalen?
A
formeel
B
informeel

Slide 15 - Quizvraag

Formeel of informeel?
Een arts in het ziekenhuis
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag
Maak hoofdstuk 4, opdracht 1 t/m 8 
 
Je mag samenwerken, focus op werk


timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide