Nieuwsbegrip Raket naar de zon C tekst

Op weg naar de zon
Jullie gaan in 2 groepjes de vragen maken. Hebben beide groepjes een antwoord ingevuld? Bekijk EN bespreek samen de antwoorden.  Het 'goede' antwoord staat op de volgende dia. 
 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Op weg naar de zon
Jullie gaan in 2 groepjes de vragen maken. Hebben beide groepjes een antwoord ingevuld? Bekijk EN bespreek samen de antwoorden.  Het 'goede' antwoord staat op de volgende dia. 
 

Slide 1 - Tekstslide

Welke bedoeling zou de schrijver hebben met het stukje ‘De betekenis van de zon’?
Antwoord: De schrijver wil kort uitleggen wat de zon precies is en waarom de zon belangrijk is voor de aarde.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is bijzonder in het verband tussen de zon en de
aarde?

Slide 3 - Open vraag

Welke bedoeling zou de schrijver hebben met het stukje
‘De betekenis van de zon’?

Slide 4 - Open vraag

Wat is bijzonder in het verband tussen de zon en de
aarde?
Antwoord: De aarde staat op precies de goede afstand van de zon en profiteert daardoor maximaal van de zon.

Slide 5 - Tekstslide

De alinea begint met ‘Maar dat laatste wordt nu toch min
of meer werkelijkheid.’ Wat hoort bij ‘min’ en wat hoort
bij ‘meer’ in dit tekstdeel?

Slide 6 - Open vraag

De alinea begint met ‘Maar dat laatste wordt nu toch min
of meer werkelijkheid.’ Wat hoort bij ‘min’ en wat hoort
bij ‘meer’ in dit tekstdeel? 
Antwoord: Bij min hoort: de Solar Orbiter vliegt wel naar de
zon, maar blijft er altijd nog heel ver vandaan. Bij meer
hoort: er is echt een sonde nu op weg naar de zon.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een zwaartekrachtslinger?

Slide 8 - Open vraag

Wat is een zwaartekrachtslinger? 
Antwoord: De sonde vliegt langs een planeet en de
zwaartekracht van die planeet slingert de sonde een bepaalde
richting uit

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn zonnestormen?

Slide 10 - Open vraag

Wat zijn zonnestormen? 
Antwoord: Het zijn uitbarstingen op de zon waardoor grote
aantallen energierijke deeltjes onze kant opkomen. Ze
kunnen vervelende gevolgen hebben op aarde, bijvoorbeeld
apparatuur ontregelen.

Slide 11 - Tekstslide

Waarom kunnen zonnestormen tegenwoordig meer schade aanrichten dan 150 jaar geleden?

Slide 12 - Open vraag

Waarom kunnen zonnestormen tegenwoordig meer
schade aanrichten dan 150 jaar geleden? 
Antwoord: Zonnestormen kunnen nu meer schade aanrichten
omdat we op aarde nu veel meer techniek hebben dan 150
jaar geleden.

Slide 13 - Tekstslide

Waarom gaat de Solar Orbiter juist de polen onderzoeken?

Slide 14 - Open vraag

Waarom gaat de Solar Orbiter juist de polen
onderzoeken? 
Antwoord: Daar bevinden zich coronale gaten en dat zijn de
plekken waar de geladen deeltjes van de zon ontsnappen.

Slide 15 - Tekstslide

Wat betekent bijgevolg in regel 8?
A
aangezien
B
als gevolg van
C
bijvoorbeeld
D
in tegenstelling tot

Slide 16 - Quizvraag

Lees de tekst onder het kopje De betekenis van de zon nogmaals. Welke redenen
worden genoemd voor het belang van de zon voor de aarde?
A
De zon zorgt voor licht en warmte.
B
Zonder zon is er geen leven op aarde mogelijk.
C
Zonder de zon wisten we niets van de andere planeten af.

Slide 17 - Quizvraag

In regel 22 staat: Maar dat laatste … of meer werkelijkheid. Wat wordt bedoeld met dat
laatste?
A
het analyseren van de zon
B
het gloeiend hete hemellichaam bestuderen
C
het opvangen van licht en warmte
D
het vliegen naar de zon

Slide 18 - Quizvraag

Lees regel 25 en 26. Welk verband wordt aangegeven met het woord Hoewel in regel
25?
A
oorzakelijk verband
B
opsommend verband
C
samenvattend verband
D
tegenstellend verband

Slide 19 - Quizvraag

Boven welk tekstdeel zou je het kopje Slimme zet kunnen gebruiken?
A
De betekenis van de zon
B
Gelanceerd
C
Zonnestormen
D
Zwaartekrachtslingers

Slide 20 - Quizvraag

Zelf een vraag maken.
Elk groepje mag zelf een vraag maken en aan het andere groepje voorleggen. De vraag zet je in deze presentatie, zodat juf deze kan zien. 

Slide 21 - Tekstslide

vraag groepje 1

Slide 22 - Open vraag

Vraag groepje 2

Slide 23 - Open vraag