4k herhaling regeling

Herhaling Regeling
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Herhaling Regeling

Slide 1 - Tekstslide

Welk nummer is geen deel van het centrale zenuwstelsel?
(klik op afbeelding om hem groter te maken)
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 2 - Quizvraag

Wat hoort niet bij het zenuwstelsel?
A
hersenen
B
zenuwen
C
ruggenmerg
D
zintuigen

Slide 3 - Quizvraag

Invloeden uit de omgeving noem je...
A
Seintjes
B
Prikkels
C
Impulsen
D
Zintuigen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is gedrag?
A
Alles wat een mens of dier doet
B
lopen, iets pakken, lachen
C
spieren die werken
D
planten die water opnemen

Slide 5 - Quizvraag

Is geluid een prikkel?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Wat vangt de prikkels op?
A
zenuwen
B
zintuigen

Slide 7 - Quizvraag

Zintuigen geven impulsen af
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Impuls
Hersenen
Zintuig
Prikkel

Slide 9 - Sleepvraag

ZET IN DE GOEDE VOLGORDE:
1. Impulsen gaan via de zenuw naar de hersenen.
2. Zintuigen nemen prikkels waar.
3. Zintuigen zetten de prikkels om in impulsen.
4. Je hersenen bepalen hoe je op de prikkel reageert.
5. Je wordt je bewust van wat je waarneemt.
6. Impulsen gaan via de zenuw naar de spieren.
A
1 - 5 - 3 - 2 - 4 - 6
B
2 - 1 - 3 - 5 - 4 - 6
C
2 - 3 - 1 - 5 - 6 - 4
D
2 - 3 - 1 - 5 - 4 - 6

Slide 10 - Quizvraag

Prikkel
Waarnemen 
Impuls 
hersenen

Slide 11 - Sleepvraag

Impulsen die in de hersenen verwerkt worden, kunnen zorgen voor nieuwe impulsen naar de spieren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

De grote hersenen regelen de bewustwording.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

De grote hersenen regelen de coördinatie van bewegingen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Een reactie op een prikkel heet een respons.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Een reactie op een prikkel heet een respons.
Is dit een prikkel of een respons?
Prikkel
Respons
De buurman roept zijn hond, omdat die wegrent.
De zon schijnt in je ogen.
Iemand roept je naam.
Je steekt je hand op naar iemand die je naam roept.
Je stopt voor het rode licht.

Slide 16 - Sleepvraag

Welke letter geeft een hormoonklier aan die adrenaline maakt?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 17 - Quizvraag

Welk orgaan geeft in reactie op adrenaline glucose aan het bloed af?
A
alvleesklier
B
lever
C
maag
D
nier

Slide 18 - Quizvraag

De gehoorzenuw geleidt impulsen naar het centrale zenuwstelsel.
Door welke uitlopers gaan deze impulsen?
A
door de uitlopers van bewegingszenuwcellen
B
door uitlopers van gevoelszenuwcellen
C
door uitlopers van schakelcellen

Slide 19 - Quizvraag

Welke letter geeft aan waar in het centrale zenuwstelsel je bewust van het geluid wordt?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 20 - Quizvraag

Bij diabetes type 1 produceren de eilandjes van Langerhans te weinig van het hormoon dat ervoor zorgt dat het glucosegehalte van het bloed niet te hoog wordt.
Hoe heet dit hormoon?
A
adrenaline
B
glucogon
C
insuline

Slide 21 - Quizvraag

Tetanus is een ziekte die wordt veroorzaakt door bacteriën. De bacteriën produceren een giftige stof die pijnlijke spierkrampen veroorzaakt. Het tetanusgif kan vanuit het bloed in de zenuwcellen terechtkomen en via het zenuwstelsel worden verspreid.
Roberto wordt door een hond in zijn arm gebeten en raakt besmet met tetanusbacteriën. Het tetanusgif komt in zijn centrale zenuwstelsel terecht via een armzenuw.

Welk deel van zijn centrale zenuwstelsel wordt vanuit de armzenuw als eerste bereikt?
A
grote hersenen
B
kleine hersenen
C
hersenstam
D
ruggenmerg

Slide 22 - Quizvraag

Behoort een oogzenuw tot het centrale zenuwstelsel?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een functie van het centrale zenuwstelsel?
A
prikkels opvangen
B
de werking regelen van klieren

Slide 24 - Quizvraag


In de afbeelding is schematisch een zenuwcel getekend die impulsen geleidt. .
Welk type zenuwcel is dit?
A
Gevoelszenuwcel
B
Bewegingszenuwcel
C
Schakelcel

Slide 25 - Quizvraag

Tijdens een volleybalwedstrijd maakt speler A een smashbeweging naar rechts en tikt op het laatste moment de bal naar links. Speler B van de tegenpartij doorziet de schijnbeweging, duikt naar de juiste plek en speelt de bal naar een teamgenoot.

Worden tijdens deze actie bij speler A impulsen via de hersenstam doorgegeven? En via de kleine hersenen?
A
Hersenstam
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam en kleine hersenen
D
geen van beide

Slide 26 - Quizvraag